2. HERDENKING VAN HET SNEUVELEN VAN LUIT.-KOL. J. J. ROEPS, RIDDER M. W. O. 3e KL., OP 23 MAART 1840. UJMt? Geboren in 1805 trok de latere Luit.-Kol. J. J. ROEPS in 1810 naar deze gewesten toen zijn vader als luit.adj. werd overgeplaatst naar het Leger in Indië. Op 12 Augustus 1823 benoemd tot 2e luit., onderscheidde hij zich tijdens de expeditie naar Celebes bij tal van gelegenheden, in het bijzonder bij de landing te Badjoua. Vervolgens was hij korten tijd ingedeeld bij de troepen, welke waren bestemd voor een expeditie in West-Borneo. De inmiddels uitgebroken Java-oorlog deed echter ook Luit. Roeps naar het hoofdeiland terugkeeren. Het is in dezen strijd geweest, dat -hij zich met roem en eer overlaadde, niet alleen door zijn aandeel bij de overmeestering van Kiai Modjo met zijn schare bij Babedan (11 November 1828) en de verovering van de rots vesting Gègèr (17 Juli 1829), doch ook door de wijze, waarop hij zich tegenover den vijand hield aan zijn gegeven woord. Als onderhandelaar naar Diponegoro gezonden, werd hij door dezen gevangen genomen en ter dood veroordeeld. Sentot, aan wien de uitvoering van het vonnis was opgedragen, voldeed niet dadelijk 443 M >«aart;S^o

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 4