489
uitvoerexcedent. Deze olieproductie vormt voor ons een bron van welvaart,
zij maakt ons economisch sterk, doch tevens is zij een gevaarlijk kwetsbare
plek in het schild van de Nederlandsche neutraliteitspolitiek.
Het is a.h.w. als het „intrappen van een open deur" nogmaals te wijzen
op de groote hoeveelheden politieke brandstof, welke in den Pacific liggen
opgestapeld en elk oogenblik tot ontbranding kunnen worden gebracht. Ik
wijs in dit verband op de ontwikkeling van het Jap.-Chin. conflict en de
daarmede samenhangende „nieuwe ordening" door Japan in het Verre Oosten
beoogd ik roep hierbij in Uw herinnering de reeds plaats gehad hebbende
Japansch-Britsche incidenten (Tientsin, Shanghai), de houding van de V.S.A.,
welk land niet schroomde op Japan's agressie in China het sedert 1911
bestaande handels- en scheepvaartverdrag per 26-l-'40 op te zeggen en nog
voortdurend dreigt met een embargo op den export naar Japan, waardoor
de toch reeds economisch zwak staande positie van deze mogendheid voor
een débacle kan worden geplaatst (Japan moet grondstoffen importeeren
om zijn industrie in staat te stellen te produceeren en te exporteeren, waar
door het de zoo hoog noodige deviezen kan verkrijgen). Ik memoreer voorts
de nog steeds niet vlottende Japanseh-Russische onderhandelingen over
talrijke grens-, visscherij- en territoriale kwesties en de verandering van
status, welke de Philippijnen in 1946 zullen ondergaan.
Het is hier niet de plaats om alle politieke en economische factoren, welke
aanleiding zouden kunnen geven tot het ontbranden van een gewapend
conflict in den Pacific uitvoerig in beschouwing te nemennog minder
ligt het in mijn voornemen, de oorlogskansen en de strategische verhou
dingen rondom den Stillen Oceaan aan een ampele bespreking te onder
werpen. Een eenigszins bevredigende behandeling van deze onderwerpen
eischt een voordracht op zich zelf.
Ik wensch hier uitsluitend vast te stellen, dat de kansen voor Nederlandsch-
Indië om in een conflict tusschen andere mogendheden te worden betrokken,
kunnen zijn gelegen in de mogelijkheden, dat een ibelligerente staat
1. zich van economische bronnen, in Nederlandsch-Indië aanwezig, wenscht
te verzekeren voor de instandhouding van zijn volkshuishouding dan
wel voor het verkrijgen van strategische grondstoffen
:2. een strategische positie in Nederlandsch-Indië wenscht in te nemen
i.v.m. zijn oorlogvoering tegen derden.
Voorts blijft uiteraard de kans bestaan van een rechtstreeksche agressie
op ons gebied met het doel het te vermeesteren en in bezit te nemen.
Onder de genoemde omstandigheden is het geenszins uitgesloten te achten
dat Nederlandsch-Indië in een dergelijk conflict hoofdoperatietooneel wordt,
zulks in tegenstelling met de veel verbreide meening, dat in Indië hoogstens
•een neven-operatie van beperkten omvang zal plaats hebben.
Laat ons op deze basis de beteekenis van het Vlootplan 1940 eens nader
bezien.
III. DE BETEEKENIS VAN DE VOORGENOMEN VLOOTVERSTERKING.
De Memorie van Toelichting op het Vlootplan 1940 vermeldt in kloeke
woorden, nadat op de noodzaak van de vlootversterking wegens de sedert
19271930 (Defensiegrondslagen en Vlootplan Deckers) gewijzigde politieke
verhoudingen is gewezen, het doel van de maritieve verdediging van Neder-
landsch-Indië. Ik citeer „Doel daarbij moet zijn de beschikking te verkrijgen
over een zeemacht, welke Nederland's neutraliteit ook in dit deel van de
wereld kan doen eerbiedigen en zoo noodig met klem Nederland's rechten
in het Verre Oosten handhaven. In dit licht beschouwd is een versterking
van de weermacht ter zee evenals die van het Koninklijk Nederlandsch-
Indische Leger, niet anders dan de strikte consequenties van de door Neder
land aanvaarde zelfstandigheidspolitiek, welke niemands steun zoekt en alleen
eigen recht wil zien geëerbiedigd".
Ik herhaalfiere woorden, die weldadig aandoen en het Nederlandsche
.souvereiniteitsgevoel recht doen wedervaren. Thans wordt ten rechte