491
meer risico en als gevolg hiervan dient aan Nederland's -woord meer aan
dacht te worden besteed bij de behandeling van Pacific-aangelegenheden.
Ik denk hierbij aan Bismarck's woord „Protest einzulegen hat nur dann
Bedeutung, wenn es in der Macht der Protestierenden liegt, daszjenige zu
verhindern, wogegen er protestiert".
Bovendien zal deze versterking van de vloot er toe leiden, dat de in
de laatste jaren zooveel toegepaste methode van het politieke „incident",
dat later uitgroeit tot een conflict of indien dit kan worden vermeden
tot blijvend verlies van het gebied, waar het „incident" plaats vond, prac-
tisch wordt uitgeschakeld. Het verschijnen van één of meer onzer slag
kruisers zal een dergelijk incident niet slechts terstond doen beëindigen,
doch zelfs de kans op dergelijke gebeurtenissen kunnen voorkomen.
Ten slotte is Nederlandsch-Indië met een vloot, als thans ontworpen,
ontegenzeggelijk een waardevolle bondgenoot bij een eventueel gewapend
conflict, daar nu eenmaal de kostbare, zware slagkruisers in de verschil
lende zeemachten slechts in beperkt aantal aanwezig zijn.
Vormt het slagkruiserplan voor de vredesomstandigheden dientengevolge
een factor, welke Nederland's positie verstevigt en verheft, bij een daad
werkelijke schending van ons grondgebied dienen andere desiderata in
beschouwing te worden genomen.
Een -aanval op Nederlandsch-Indië kan ten doel hebben
a. het verkrijgen van de beschikking over Nederlandsch-Indische hulp
bronnen dan wel over punten in den archipel, geschikt voor steunpunten
ter versterking van de strategische positie van den agressor
b. de politieke beheersching van Nederlandsch-Indië, m.a.w. de vermees
tering en het bezit van Nederlandsch-Indië.
Het is voor de Nederlandsch-Indische defensie van geen of weinig belang
of deze aanval op ons grondgebied een phase vormt in den strijd met derden
of dat hij aanvankelijk als een zelfstandige actie, tegen Nederlandsch-Indië
gericht, moet worden beschouwd. Immers, in beide gevallen zal de aanvaller
eerst tot handelen overgaan, wanneer hij met overmachtige middelen in
verhouding tot de Nederlandsch-Indische strijdkrachten kan optreden.
Kan een tegenstander zich deze overmacht niet veroorloven, dan valt hij
niet aan. Al zal later op de hiervor.en reeds uiteengezette gronden vermoe
delijk een der andere belanghebbende grootmachten zich aan onze zijde
scharen c.q. reeds a priori als bondgenoot kunnen worden beschouwd, het
feit blijft bestaan, -dat wij in -den aanvang op eigen krachten zullen moeten
drijven. De jongste geschiedenis geeft trouwens leerzame voorbeelden hoe
lang het kan -duren voordat -de bondgenootschappelijke hulp komt opdagen
De conclusie is duidelijk de Indische weermacht moet zich verweren tegen
een overmacht. Het is haar taak, den tegenweer zoo lang mogelijk te rekken,
omdat de factor „tijd" in ons voordeel spreekt hoe krachtiger en hoe
langer onze weerstand is, des te meer gelegenheid wordt den eventueelen
bondgenoot gegeven, ons te hulp te komen des te grooter de kansen voor
Nederlandsch-Indië, zonder verlies van territoir of van andere belangen uit
den strijd te voorschijn te treden.
Dit alles pleit reeds voor een zoo sterk mogelijke weermacht, ook uit
het oogpunt, dat het buitenland erop kan vertrouwen, dat de Nederlandsch-
Indische strijdkrachten aan 's vijands eersten stormloop het hoofd kunnen
bieden, waardoor hulp mogelijk en aantrekkelijk wordt. Ik vestig er nog
terloops de aandacht op, dat een zwakke Nederlandsch-Indische weermacht
in het stormcentrum van den Pacific bovendien het gevaar met zich brengt,
dat in tijden van politieke hoogspanning een van de andere belanghebbende
mogendheden, wie zeer veel gelegen zal zijn aan het economisch en strate
gisch bezit van ons Rijk voor de oorlogvoering in deze wateren, zich genood
zaakt zou kunnen zien, de taak, die de Nederlandsch-Indische weermacht
niet of op onvoldoende wijze zou kunnen vervullen, zelf over te nemen.
Hierdoor zou Nederlandsch-Indië als logische consequentie van de door
ons gevoerde strikte neutraliteitspolitiek reeds van huis uit in den