508 bestudeerd, acht de Reg. dit belangrijke probleem thans rijp voor een beslissing. Zij heeft zich daarbij gerealiseerd, dat geen enkele uitbreiding, die in ver band met de financieele consequenties uitvoerbaar is, ons een beheerschende maritieme machtspositie in en bij den Ind. Archipel zou kunnen verschaffen, zoodanig, dat van onaantastbaarheid van dit gebied zou kunnen worden gesproken. Wat echter wel kan worden bereikt is een uitbreiding van zoo- danigen aard en omvang, dat een schender van onze souvereine rechten wordt gedwongen tot de grootst mogelijke krachtsinspanning bij maritieme operaties in of bij onzen Archipel. Een dergelijke krachtsinspanning bestaat indien een eventueele schender, hetzij van onze onzijdigheid, hetzij van onze territoriale integriteit, daarbij tot het inzetten zijner zwaarste machtsmiddelen moet overgaan. Echter, om te bereiken, dat dit niet slechts tijdelijk noodig zal zijn, moet de aard onzer vlootuitbreiding dan tevens een zoodanige zijn, dat de kern onzer maritieme strijdkrachten door het optreden van de zwaarste eenheden van een tegenstander niet zal kunnen worden geneutraliseerd, doch intact kan blijven om voor den tegenstander een voortdurende bedreiging te vormen. Door specialiseering van den opbouw onzer Marine in één bepaald wapen, is zulks naar de vaste overtuiging der Reg. nooit te bereiken. Noch het onderzeebootwapen, noch het luchtwapen en evenmin de in dit verband wel eens genoemde motortorpedoboot zijn in staat een tegenstander tot den inzet zijner zwaarste machtsmiddelen, te weten zijn slagschepen, te dwingen. Al de genoemde gelegenheidswapens zullen hem meer of minder groote verliezen kunnen berokkenen, doch hem overigens slechts dwingen tot een bestrijding, welke met het inzetten van licht materieel uitvoerbaar is en althans niet vordert, ja het zelfs niet wenschelijk maakt, dat zwaar materieel wordt aangetrokken. En van dit lichte materieel bezit iedere groote zee mogendheid meer dan voldoende aantallen eenheden. De eenige mogelijkheid om een belangrijk hooger peil van maritieme macht, dus ook van preventieve werking te bereiken, ligt in de belangrijke verhoo ging der artilleristische kracht van onze zeegaande vloot. De artilleristische kracht van het operatieve orgaan in N.-I. wordt thans gevormd door de aanwezigheid van lichte kruisers en flottieljeleiders. Het behoeft geen betoog, dat, hoe goed de bemanningen dezer lichte artillerie eenheden ook geoefend mogen zijn, een zeemogendheid van eenige beteekenis niet meer dan een zeker aantal zwaardere kruisers noodig zou hebben, om de zeegebieden in den Ind. Archipel te beheerschen. Ook een zelfs aanzienlijke uitbreiding van het aantal lichte kruisers onzerzijds brengt in dezen toestand geen verandering, aangezien wederom het aantal kruisers, zoowel lichte als zware, dat groote zeemogendheden tot haar beschikking hebben, zeer veel grooter is dan het aantal dat wij redelijkerwijs in zee zouden kunnen brengen. De toestand, waarbij een aan rander van onze souvereine rechten zonder den inzet van belangrijke deelen van zijn slagvloot de zeegebieden in en bij den Ind. Archipel in voldoende mate beheerscht om een redelijke veiligheid bij zijn operaties te verkrijgen, blijft bij een uitbreiding van ons lichte-kruiserwapen bestaan. Bij de beschouwing van het rendement in maritiem-strategischen zin, dat uit de te voteeren bedragen kan worden verkregen, wordt hierop nader terug gekomen. Opgemerkt moet nog worden, dat evenbedoelde beheersching van de oceanische en interinsulaire verbindingen tengevolge van een aantasting van ons gebied ook overigens voor ons eilandenrijk onafzienbare gevolgen heeft. N.-I. toch, is uit hoofde van de geografische en economische structuur zeer afhankelijk van de zeeverbindingen. Dit geldt in de eerste plaats voor den onontbeerlijken aanvoer. Men mag echter evenmin vergeten, dat de Ind. exportproducten onzerzijds te beschouwen zijn als „economische weermid delen" voor het in ruilverkeer verkrijgen van die goederen, waarvoor wij op het buitenland zijn aangewezen. Het is dus van het allergrootste belang de mogelijkheid van het gebruik onzerzijds van de zee als verkeers-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 77