510 Ser van 10.000 ton tot de lichte eenheden toe, d.w.z. op alle vaartuigen van den vijand, die zwakker zijn dan slagschepen,voor hem niet zoodanige schade kan medebrengen, dat hij het gevechtsterrein moet verlaten. Voor dit desideratum, dat van in het oog springend belang voorkomt, is noodig den Ned. schepen een gordelpantser te geven van 225 mm. Waar voor deze schepen er bovendien rekening mede gehouden moet worden, dat op zeer groote gevechtsafstanden (die in het zeegevecht door het snellere schip bepaald worden) de artilleriestrijd ook met zwaar geschut niet behoeft te worden gevreesd, is het noodig een drietal pantserdekken van te zamen 130 mm op de Ned. schepen aan te brengen, opdat de op grooten afstand steil invallende zware projectielen geen ernstige schade zullen kunnen aanrichten, evenmin trouwens als vliegtuigbommen, die in uitzonderlijke gevallen (b.v. ten anker liggend) het schip zouden kunnen treffen. Door deze eischen op het gebied van bescherming, zal met inachtneming van de reeds genoemde artilleristische eischen en den nog te noemen snelheids- eisch een gewicht van plm. 12.000 ton, alleen voor pantser, in het project moeten worden uitgetrokken. Ten slotte de snelheid. Overwegende, dat het elke groote zeemogendheid mogelijk zal zijn, zij het waarschijnlijk gedurende een beperkten tijd, zware schepen in den archipel te doen verschijnen en dat dus de snelheid van onze, nieuw te bouwen zware schepen, die van het slagschip te boven zal moeten gaan, dient de in de tropen vol te houden maximum vaart van onze schepen op 33 mijl per uur te worden gesteld, zijnde belangrijk hooger dan die van slagschepen, ook van de allergrootste soort. Beschikkende over zulk een snel heid en bovendien over een uitstekende verkenning, met name door de groote vliegbooten, welke de Kon. Marine reeds bezit, is het zeer onwaarschijnlijk dat de Ned. zware schepen in het uitgebreide zeegebied zouden kunnen wor den verrast en in zoodanige insluitingspositie gebracht, dat zij tegen een overmachtige combinatie van zware vijandelijke schepen een gevecht onder ongunstige omstandigheden zouden behoeven aan te gaan. De bewapening met een batterij van 28 cm geschut, de bovengenoemde pant serbescherming, gepaard aan een 33 mijls vaart in de tropen leiden op grond van scheepsbouwkundige berekeningen tot een schip van 27.000 ton water- verplaatsing, dat 235 m lang en 30 m breed is. De breedte van 30 m geeft bovendien het voordeel, dat het pantserschot bestemd om torpedo- of mijn explosie in haar werking zoodanig te beperken, dat geen belangrijke averij aan machines, ketels enz. wordt toegebracht, op een zoodanigen afstand achter de buitenhuid kan worden geplaatst, dat voldoende explosieruimte voor een moderne torpedo of mijn wordt verkregen. De Reg. meent, dat, waar alle moderne inzichten omtrent de 'bescherming tegen geschutvuur en onderwaterexplosies hier kunnen worden toegepast, de schepen deugdelijke waarborgen bieden tegen belangrijke averij door treffers, dat het bezwaar van te veel op één kaart te willen zetten, onder vangen is en dat dus met het kleinste aantal, dat uit krijgskundige of gevechts- tactische overwegingen noodig is, kan worden volstaan. Dit aantal werd, na rijp beraad op drie bepaald. Van een dergelijk schip zijn de volledige bouw- en uitrustingskosten bere kend op 71-millioen, hetgeen voor 3 schepen een uitgave van 213- millioen beteekent. De exploitatiekosten zijn berekend mede aan de hand van buitenlandsche gegevens te stellen op zeker niet meer dan 4%- millioen per schip in Indië, gevende voor 3 schepen in dienst in Indië een bedrag van 13% millioen. Hierna had de Reg. zich te beraden over de consequenties ten aanzien van den aanbouw van lichter materieel, dat, gevoegd bij hetgeen op dit gebied reeds aanwezig is of wordt aangebouwd, voldoende zou zijn om de actie der groote schepen, die men snelle slagschepen of extra gepantserde slagkruisers zou kunnen noemen, tot zijn recht te doen komen en hun veiligheid te waarborgen. Hierbij moet in de eerste plaats de nadruk worden gelegd op een goede verkenning. Lichte kruisers, flottiejeleiders en torpedo-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 79