511 bootjagers zijn hiervoor noodig benevens verkenningsvliegtuigen. Slechts wat deze laatste betreft, wordt een uitbreiding van de organieke sterkte met nog 12 groote zeeverkenners noodig geoordeeld, hetgeen een totaal uitgave van G millioen vordert. De sterkte van het hier genoemde varende materieel is na voltooiing van den onderhanden zijnden aanbouw zeker voldoende voor het beoogde doel. De beveiliging der zware schepen vereischt slechts een voorziening met betrekking tot het onderzeebootgevaar. Een uitbreiding van het aantal torpedobootjagers is tot dit doel niet alleen niet noodig maar zelfs minder gewenscht. Deze schepen zijn voor den onderzeebootafweer door hun in den loop der jaren toegenomen grootte bepaaldelijk minder geschikt dan kleinere, meer manoeuvrabele vaartuigen. Teneinde de aangevraagde kapitale schepen te kunnen doen vergezellen door onderzeebootjagers, is een totaal bedrag van 7,2 millioen noodig voor 12 snelle motorbooten, bewapend met dieptebommen en mitrailleurs van 20 mm. Deze snelle vaartuigen behoeven in oorlogstijd geen verdergaande taak te vervullen dan die van onderzeebootafweer voor de groote schepen. In vredestijd zullen zij uiteraard ook bijzonder nuttig zijn voor de controle der N.-I. wateren, het beteugelen van zeeroof, smokkelarij, visschen binnen verboden gebied en dergelijke. Het is bepaaldelijk niet de bedoeling deze motorbooten geschikt of half-geschikt te maken voor andere taken als b.v. den aanval met de torpedo, de verkenning e.d. De eischen zullen worden beperkt tot zeewaardigheid, bewoonbaarheid onder tropenomstandigheden en een snelheid voldoende om de groote schepen op langere trajecten bij te houden. Met het genoemde aantal van deze onderzeebootjagers acht de Reg. den onderzeebootafweer van de groote schepen verzekerd. Voor de onderzeebootbestrijding in de nabijheid van de basis Soerabaia wordt een 6-tal onderzeebootjagers-mijnenveger aangevraagd, waarvan de bouw in totaal een bedrag van 6 millioen beloopt. Deze vaartuigen zullen van een grootere tonnage moeten zijn dan de onderzeebootjagers, die de groote schepen vergezellen, aangezien de inrichting tot mijnenveger krachtiger schepen eischt. Zij zullen in hoofdzaak overeenkomen met de 6 onderzee bootjagers-mijnenveger, die voor de Ned. defensie bij de begrooting 1938 zijn toegestaan. Verder zijn in het kader van deze plannen nog noodig gebleken een tweede tankboot en het inrichten als mijnenlegger van 2 in Indië aan te bouwen gouvemementsvaartuigen, waarmede in totaal 4 millioen gemoeid is. Ten slotte omvatten de ingediende voorstellen een versterking van de verdediging van Soerabaia en de uitbreiding van walinrichtingen en haven werken benevens een verbetering der outillage aldaar om deze vlootbasis geschikt te maken voor de verzorging der grootere vloot. Daarbij is voor verdedigingswerken uitgetrokken een bedrag van 15 millioen, grootendeels bestemd voor den bouw eener zware kustbatterij, terwijl daarboven een bedrag van f 2 millioen voor mijnen en dieptebommen noodig is. Voor de verbetering en uitbreiding van walinrichtingen, havenwerken en outillage is in de eerste plaats vereischt een drijvend dok van voldoende lichtvermogen om de zware schepen te kunnen dokken. Met inbegrip van de kosten van overvoer naar Indië is hiervoor een bedrag van 5 millioen geraamd. Hetgeen overigens in dit verband noodig is moge blijken uit de onderstaande opsomming havenwerken 13 millioen uitdiepen en verbreeden van het Westervaarwater2 millioen uitbreiding en verbetering van de outillage van de werf. 10 millioen Totaal25 millioen Voor een overzicht van de totaalbedragen die hierboven afzonderlijk zijn genoemd en voor wat betreft de jaarlijksche termijnen waarin zij zullen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 80