516 De houding, welke de Inh. bevolking in het algemeen zal aannemen bij een eventueel conflict, baart der Reg. geen zorgen. Zij is ervan overtuigd dat het overgroote deel dier bevolking zeer wel beseft waar hare belangen liggen en onderschrijft de meening van die leden, die het gewenschte ver trouwen en de bereidheid tot samenwerking bij de Inh. bevolking in ruime mate aanwezig achten. Haar beleid is erop gebaseerd het vertrouwen dier bevolking te stimuleeren en hare belangen te behartigen met de middelen en op de wijze, welke Zij met de op Haar rustende verantwoordelijkheid vereenigbaar acht. Voorts sluit Zij zich aan bij die leden, die van oordeel zijn dat de doel stelling van de voorgestelde maritieme weermacht niet te splitsen is in bescherming van het eigen belang van Ned. en bescherming van Indië. Beide belangen worden -tegelijkertijd gediend. Ook de Reg. is van meening dat de Inh. wereld alle reden heeft tot waardeering van het voorgelegde plan, dat de kans vergroot om haar te vrijwaren tegen de consequenties van het verlies van een bestuur, dat zich ten doel heeft gesteld de bevol king in al hare geledingen tot grootere ontwikkeling en hoogere welvaart te brengen. 3. Wijze en mate van versterking der weermacht. De Reg. sluit zich gaarne aan bij de vele leden die van oordeel waren dat op meeningsverschillen omtrent de wijze, waarop de verhooging van de defensieve kracht van het Koninkrijk en van Indië in het bijzonder tot stand moet komen, niet meer in den breede behoeft te worden ingegaan. Met bedoelde leden stelt de Reg. voorop dat de maritieme defensie moet worden versterkt en dat het voorgelegde plan in zijn geheel behoort te worden aanvaard. In aansluiting hierop stelt Zij tegenover de meening van verschillende andere leden dat het noodzakelijk zou zijn in de beschouwingen over de versterking der weermacht ook de landmacht te betrekken dat het hier gaat om de versterking van de maritieme verdediging van N.-I. en dat het Haar mede ter bespoediging van de behandeling daarom raadzaam voorkomt op deze plaats en in dit stadium slechts de versterking der ver dediging te land ter sprake te brengen, voorzoover deze in het wetsontwerp wordt genoemd. De systemen, welke als mogelijkheden voor de versterking der vloot in aanmerking konden komen, waren in hoofdzaak de volgende a. uitbreiding van het bestaande materieel met soortgelijke eenheden, dus vermeerdering van het aantal der schepen en vliegtuigen van de thans bestaande z.g. „klein-materieel-vloot" b. versterking der zeemacht door het aanbouwen van schepen met belang rijk hooger artilleristisch vermogen dan de bestaande kruisers, hetgeen heteekent omzetting der bestaande klein-materieel-vloot in een vloot, waarvan de kern wordt gevormd door krachtige artillerie-schepen. De sub b genoemde versterking zou dan op tweeërlei wijze kunnen worden verkregen, n.l. door toevoeging van A-kruisers met geschut van ca. 20 cm dan wel van schepen met nog grooter artilleristische kracht, t.w. slagkruisers of slagschepen. Bovendien diende volledigheidshalve in beschouwing genomen te worden de versterking der zeemacht door ver gaande specialiseering in verschillende wapenen, n.l. in onderzeebooten, in vliegtuigen en in torpedomotorbooten. Op de vraag, of het juist is, dat er een z.g. „plan-Ferwerda" bestaat, en zoo ja, hoe dit luidt, moet de Reg. het antwoord schuldig blijven, aangezien het Haar niet geëigend voorkomt, om aan haar uitgebrachte adviezen als zoodanig in bespreking te brengen. a. Verdere versterking der weermacht. De vraag of de beoogde vlootversterking de totstandkoming van een harmonisch verdedigingssysteem zal verzekeren, wenscht de Reg. te beant-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 85