525
B. Het slagkruiserplan in den Volksraad.
Aan de Java-bode van 23 April ontleenen wij het volgende
VOLKSRAAD OVER SLAGKRUISER.
Dertig sprekers hebben gisteren in den Volksraad meer dan tien uren
spreektijd noodig gehad om hun oordeel uit te spreken over de slagkruiser
plannen.
Wanneer wij trachten in den stroom van woorden bepaalde richtingen te
onderkennen, dan stellen wij vast de aanwezigheid van een groote groep, die
onvoorwaardelijk de voorstellen goedkeurt en die aandringt op de allerspoe
digste uitvoeringeen groep, welke hare goedkeuring aan de voorstellen
hecht, doch daarbij zeer sterk den nadruk legt op wenschelijkheden, die
zij in verband wenscht gebracht te zien met de plannen een derde groep,
die neiging vertoont om hare goedkeuring te verbinden aan de inwilliging
van bepaalde verlangens en ten slotte mijnheer Yamin, die zegt, dat hij er
niets voor voelt het Nederlandsche imperialisme te steunen en die den
vijanden van „strijdend Indonesië" geen nieuwe wapens in handen wil geven.
Welk een verschil tusschen een man als Yamin en Soetardjo. De laatste
is ongetwijfeld in zijn critiek op het koloniale beleid ook lang niet malsch.
Hij wijst in zijn betoog tekortkomingen aan, welke zeker ook door ons niet
genegeerd zullen mogen worden. Maar als man uit de bestuurspractijk zoekt
hij niet alleen fouten bij de regeering, maar ziet hij wel degelijk ook de
goede kanten en vooral ontwikkelingsmogelijkheden. Als realist ziet hij in,
dat in het huidige stadium der politieke ontwikkeling de keuze niet is
vrijheid of verbondenheid met Nederland, doch onderwerping aan een
andere mogendheid of verbondenheid met Nederland.
Voor deze keus gesteld kiest Soetardjo en kiezen met hem zoo goed als
alle andere Inheemsche leden de verbondenheid met Nederland. Dat is
misschien van politiek standpunt bezien de voornaamste winst van de
behandeling dezer slagkruiserplannen in den Volksraad.
Uitvoerig zijn vele sprekers ingegaan op het vraagstuk van de Inheemsche
militie en andere vormen van deelname der Inlandsche bevolking aan de
verdediging des lands. Er zijn daarbij stellingen verdedigd, welke uitmuntten
door een welhaast groteske naïveteit. Wij zien al een moderne vloot bemand
met in hoofdzaak Inheemsche matrozen en officieren. Verschillende sprekers
schijnen in alle oprechtheid van meening, dat men een vloótbemanning
kan scheppen door een opleiding voor matrozen, onderofficieren en officieren
in het leven te rcepen. De werkelijkheid is anders. Ook de beste opleiding
kan een vloot geen voor haar taak berekende bemanning en officieren
leveren, wanneer er geen maritieme traditie bestaat bij het volk, waaruit
de bemanning moet worden gerecruteerd. Een moderne vloot is een van de
meest gecompliceerde vecht-instrumenten, welke naast een maritieme traditie
een technisch kunnen eischt, dat ook al weer niet alleen op schoolsche kennis
berust, maar tevens op technisch denken. In beide opzichten schiet onze
Inheemsche samenleving nog altijd hopeloos tekort en het zal zeker nog
enkele generaties van ervaring eischen, voor ook hier de krachten gevonden
zullen kunnen worden, die in staat zullen zijn leiding te geven aan mari
tieme strijdkrachten van eenigen omvang.
Het aandringen op een Inheemsche militie is als symptoom van groeiende
nationale eenheid ongetwijfeld belangrijk. Ook al ziet men in dat streven
in vele gevallen motieven, welke met de behoefte aan verdediging van Indië
tegen een buitenlandschen vijand weinig te maken hebben, ook dan nog
heeft het constructieve beteekenis. Een militie-leger kan een machtig instru
ment zijn, speciaal in een land als Indië tot het versterken der onderlinge
saamhoorigheid van de rijke variatie van volken, die dit land bewonen. Wij