doelen buiten gevecht moeten worden gesteld. Daar voorts de
invloeden van richtfouten, spreiding en daginvloeden toenemen
bij het grooter worden van den afstand (met als gevolg munitie
verspilling en ontijdige ontdekking) zouden wij het vuur niet
op de grootste afstanden willen openen.
Is de baan daarentegen geheel bestreken, dan is veelvuldig
wijzigen van den vizierhoek niet noodzakelijk en dus groote
vuursnelheid mogelijk. Dit beduidt echter niet, dat de afstand,
waarop met de vuuropening kan worden begonnen, wordt bepaald
door het geheel bestreken zijn van de baan. Terugkomend op het
feit, dat eenige doelen moeten worden bestreden, zou het aanbe
veling verdienen, zoo spoedig mogelijk, dus op zoo groot mogelijken
afstand, het vuur te openen. Daarom willen wij de grens van
vuuropening zoodanig leggen, dat de bestreken ruimten elkaar
bij elevatiesprongen van 100 m overlappen. Voor een doel van
1,50 m hoog zal in ons geval de baan van 500 m geheel bestreken
zijn, aangezien de culminatiehoogte 1,25 m bedraagt. Voor de
baan van 600 m bedraagt deze hoogte 1,90 m, m.a.w. zij is niet
meer geheel bestreken. De bestreken ruimte bedraagt hier 105 m,
terwijl de baan van 700 m een bestreken ruimte heeft van 83
meter. Zouden wij het vuur openen op 700 m met den vizierhoek
voor dezen afstand, dan zou het doel kunnen vrijloopen nog voor
het de 600 m waar vizierhoekverandering plaats heeft had
bereikt. Opent men het vuur op 600 m, dan is de baan in elk
geval tot 500 m bestreken, terwijl zij van dezen afstand af geheel
bestreken is waardoor verdere vizierhoekveranderingen niet meer
noodzakelijk zijn. Derhalve zouden wij bij een doelhoogte van
1,50 m een vuuropening op 600 m willen aanbevelen. Wordt de
doelhoogte grooter hetgeen regel zal zijn, aangezien 1,50 m
als minimaal voor vechtwagens is te beschouwen dan zal ook
de afstand van vuuropening kunnen worden vergroot.
In het begin van ons betoog is de terreinhoek buiten beschou
wing gelaten en wel om de volgende reden.
Kleine fouten bij het in rekening brengen van den terreinhoek
wreken zich direct. Zou op een afstand van 1000 m aan terrein
hoek in een bepaald geval 2 %0 worden gegeven, in plaats van
5 °/oo terwijl het terrein geleidelijk naar het doel toe oploopt, dan
zou het projectiel op ongeveer 100 m voor het doel terecht komen.
Wordt evenwel met directe richting geschoten, d.w.z. geeft men
den terreinhoek automatisch door het enkel richten op het doel,
dan is er afgezien van eventueele richtfouten, die echter ook
in het vorige geval voorkomen geen sprake van ook maar een
kleine onjuistheid in dezen terreinhoek. Mede omdat op bewe
gelijke betrekkelijk kleine doelen wordt gevuurd, achten wij het
uit practische overwegingen uit den booze, bij het schieten op
pantsers indirect te richten.
Met betrekking tot het richtpunt zal de aandachtige lezer wel
558