hebben opgemerkt, dat steeds is gebruik gemaakt van de geheele
hoogte van het doel, m.a.w. het mikpunt is genomen op den
onderkant daarvan. Aangezien er geen doorslaggevende redenen
zijn dit te veranderen zouden wij hieraan willen vasthouden ook
al omdat het bekende „Midden-onderkant doel" bij iederen mili
tair er van den beginne af wordt ingestampt, en dit dus de richt-
methode is, welke het minste hersenwerk vereischt en derhalve
aangewezen is voor oorlogsgebruik.
Ad 2. De zijdelingsche richting.
Bij beschouwing van de zijdelingsche richting springt direct de
overwegende invloed in het oog, welken de hoek heeft, waaronder
het doel zich ten opzichte van de schootsrichting beweegt.
Is deze hoek gelijk aan 0, hetgeen wil zeggen dat het doel
zich in de schootsrichting beweegt en dus geen 'zijdelingsche
verplaatsing heeft, dan is er uiteraard afgezien van correcties
ten behoeve van de derivatie of zijwind geen sprake van een
correctie voor de zijdelingsche richting. Het mikpunt zal dan steeds
in het midden van de schijnbare breedte van het doel liggen.
B
Bij zijdelingsche verplaatsing van het doel moet
worden gevuurd met een voorhoudhoek. Ver
plaatst het doel zich loodrecht op de schootsrich
ting, dan is de grootte van den voorhoudhoek al
zeer eenvoudig te bepalenin °/0o uitgedrukt
BC s X t
bedraagt hij waarin s de
1ooo X Ad k
snelheid is van het doel in m/sec., t de vluchttijd
van het projectiel in seconden over den afstand
AB en k de afstand AB, uitgedrukt in km.
Wij laten hieronder een viertal tabellen volgen van de voor-
houdshoeken in °/0o voor verschillende afstanden, verplaatsings-
hoeken en snelheden van het doel.
Tabel I. Beweging onder 90° met de schootsrichting.
Afstand
in
meters
Vlucht
tijd in
sec.
Doelsnelheden
in km/u.
5
10
15
20
25
30
35
40
45
100
0,19
2,6
5,3
8,-
10,6
13,2
16,-
18,5
21,1
23,8
300
0,58
2,7
5,4
8,1
10,7
13,4
16,1
18,8
21,5
24,2
500
1,00
2,8
5,6
8,3
11,1
13,9
16,6
19,4
22,2
25,-
700
1,45
2,9
5,8
8,6
11,5
14,4
17,3
20,1
23,-
25,9
1000
2,25
3,1
6,-
9,4
12,5
15,6
18,7
21,9
25,-
28,1
559