wordt nu bepaald door op een gelijk oogenblik (meetmoment) de azimuthstanden van de posten A en B naar een zelfde punt van het doel op te meten. Uit deze standen kunnen de hoeken DAB en DBA gevonden worden, daar het azimuth van de basis AB bekend is. Driehoek DAB is nu te construeeren (een zijde AB en twee aanliggende hoeken). Is het directiepunt in een van de punten A en B gelegen, dan zijn de gegevens van de meet- plaats hiermede volkomen bekend. F/öuur. 3 D I I C Is het punt A of B niet tevens directiepunt, doch ligt dit bijv. in C, dan is ook de richting en de afstand van de lijn CD te bepalen, daar de onderlinge ligging van C, A en B bekend is. Met de plaatsbepaling met groote horizontale basis kunnen tot op de grootste afstanden nauwkeurig de gewenschte meetgegevens van het doel worden bepaald. De ligging van de posten moet dan zoo danig worden gekozen, dat de beide meetrichtingen elkaar onder een niet te scherpen hoek snijden. Wordt de in figuur 3 getee- kende tophoek kleiner dan 15° 250 °/oo) of grooter dan 165° (2900 °/oo)dan kunnen de fouten ontoelaatbaar groot worden. Voor het bepalen van den meetafstand en de meetrichting wordt gebruik gemaakt van een plaatsbepalingsplanchet of meetplaats- bepaler, waarop vorengenoemde constructie plaats vindt. Bepaling van afstandverloop (afstvl.) en doorzeiling (dzl.). Het afstvl. zou kunnen worden gevonden door het verschil in meetafstand te bepalen tusschen twee metingen, welke één meet- 568

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 28