afstvl. in m/sec. kan worden voorgesteld door de tangens van
een hoek, waarvan de tegenover dien hoek liggende zijde het
gevonden afstandsverschil in meters voorstelt en de aanliggende
zijde in secunden den tijd, waarin dit afstandsverschil is ont
staan. In het vuurleidingssysteem is dit beginsel verwerkt.
De doorzeiling wordt gevonden door het verschil in azimuth
te bepalen tusschen de laatste twee meetazimuth's, welke één
meettempo van elkaar verschillen. Is de commandopost (het
directiepunt) niet tevens uiteinde van de basis, dan wordt de
meetrichting toch uit dezen post gemeten ten einde de meetspreiding
in de zijdelingsche richting zooveel mogelijk te veronzijdigen.
Slechts in het geval de cop. het doel niet kan zien (inneveling)
wordt de dzl. gevonden, uit het verschil in azimuth tusschen de
meetrichtingen, welke op het plaatsbepalingsplanchet (den meet-
plaatsbepaler) worden gevonden.
In het nieuwe vuurleidingssysteem wordt de dzl. langs grafi-
schen weg bepaald op overeenkomstige wijze als het afstvl. zet
men in fig. 4 langs OB in stede van de afstandverschillen in meters,
de azimuth-verschillen in duizendsten uit, dan geeft tg.a de dzl.
in °/oo per sec. aan.
Bepaling van den vluchttijd naar de trefplaats.
De trefplaats van het doel is de plaats, waar projectiel en doel
moeten samenkomen.
Uitgaande van de meetplaats moet de trefplaats zijn gelegen
op den weg, waarlangs het doel zich beweegtvoorts op een
zoodanigen afstand van de meetplaats, dat de tijd, welken de
batterij noodig heeft om uit de meetgegevens de trefgegevens te
bepalen (doode tijd) vermeerderd met den vluchttijd van het
projectiel naar de trefplaats, gelijk moet zijn aan den tijd, welken
het doel noodig heeft om zich van de meetplaats naar de trefplaats
te bewegen (Aangenomen wordt, dat gedurende den dooden tijd
vluchttijd het doel vaart in een constanten koers en met een
constante snelheid).
De afstand, welken het doel in dezen tijd heeft afgelegd, is
derhalve gelijk aan (dooden tijd -f- vluchttijd naar de trefplaats)
in sec. X de snelheid van het doel in m/sec.
De meetgegevens, welke worden gevonden, zijn
a. de meetafstand
b. de meetrichting
c. het afstandsverloop
d. de doorzeiling.
Uit meetrichting, afstandsverloop en doorzeiling kunnen de
hoek, welken de richting waarin het doel zich beweegt maakt met
de meetrichting, en de snelheid van het doel worden bepaald
(vergelijk fig. 1).
570