Ad 2. HET UITBUITEN VAN DE TERREIN GESTELDHEID.
De in de natuur aanwezige dekkingsmogelijkheden vormen een
belangrijk hulpmiddel 'bij het toepassen van camouflage. In de
eerste plaats is het opstellen van het object in be'boseht terrein te
noemen. Hierbij kan een afdoende camouflage worden verkregen,
indien platte daken met zand worden bedekt en daarop een pas
sende begroeiing wordt aangebracht. Bij den bouw dient erop te
worden gelet, dat niet meer boomen worden gekapt dan noodig is
om het object te kunnen plaatsen. Het inbouwen in terreinplooien
is voorts een zeer goed hulpmiddel. Door deze maatregelen wordt
de waarneembaarheid uit de lucht op grooten afstand onmogelijk
gemaakt, omdat het object eerst bij nagenoeg loodrechte waarne
ming zichtbaar wordt.
Ad 3. AANPASSING VAN DEN VORM AAN DE OMGEVING.
De camouflage door een geschikte keuze van de opstellingsplaats
en door het uitbuiten van de terreingesteldheid moet worden
ondersteund door het toepassen van onopvallende bouwvormen.
Het luchtgevaar maakt 'het noodzakelijk, af te zien van artistieke
en monumentale bouwwerken. Scherpe lijnen, rechte hoeken,
bordessen, luifels, torens, e.d. dienen zooveel mogelijk te worden
vermeden om slagschaduwen te voorkomen. Waar mogelijk moet
aan kleine gebouwen de voorkeur worden gegeven. De rangschik
king van eenige gebouwen mag echter niet regelmatig zijn, om te
voorkomen dat het onderlinge verband en daardoor de bestemming
kan worden vastgesteld. Nieuwe bouwwerken moeten zich in rang
schikking, in vorm en uitvoering aanpassen aan bestaande gebou
wen in de omgeving. Voor Indië kan het doelmatig zijn, verspreid
liggende objecten het aanzien te geven van kampongwoningen.
In vele gevallen zal men goed doen de gebouwen smal te houden,
om verlichting door dakvensters te kunnen vermijden. Dwingt het
bouwplan tot breede gebouwen, dan zijn dakvensters met lood
recht staande ramen te verkiezen. Bij deze uitvoering is het gevaar
van spiegelen van de ruiten bij waarneming uit de lucht uitge
schakeld.
Ad 4. BESCHILDERING.
Naast den vorm is de kleur voor de herkenbaarheid van beslis
send belang. Hoe meer men erin slaagt de kleur aan te passen aan
die van de omgeving, des te grooter is de bescherming tegen waar
neming uit de lucht. De keuze van de kleur met het doel het
object te camoufleeren, beteekent voor den uitvoerder het aan
voelen van de natuur.
Een beschilderd oppervlak bezit drie eigenschappen, n.l. kleur,
tint en structuur. Wat onder kleur wordt verstaan, behoeft geen
toelichting. De tint wordt beoordeeld naar de hoeveelheid licht,
574