die de kleur terugkaatst en wordt aangeduid als helgroen, donker
rood, enz. Structuur is de hoedanigheid van de oppervlakte, bijv.
mat of glanzend. Een mat oppervlak is voor camouflage het best.
De vorm van een lichaam is slechts te onderscheiden, wanneer
hij in kleur en tint tegen den achtergrond afsteekt. Hierbij is de
tint van meer belang dan de kleur. Op kleinen afstand kan een
bruin voorwerp tegen een groenen achtergrond worden gezien
zijn de tinten verschillend, dan kan het ook op grooten afstand
worden opgemerkt, doch niet, indien zij gelijk zijn. Kunstschilders
noemen het onderscheid in tint „afwisseling van licht en
schaduw".
Een vast lichaam, als bijv. een gebouw, heeft van zich zelf afwis
selingen in tint. De twee zijden van een schuin dak of het dak
en de wanden bijv. ontvangen een verschillende belichting afhan
kelijk van den zonnestand en schijnen daardoor verschillende
tinten te hebben. Dit is ook het geval voor het gebouw als geheel
en voor den achtergrond, waarop het een schaduw werpt. De
schaduw is niet alleen van een donkerder tint dan het dak, maar
kan ook den werkelijken vorm van het dak verraden.
De uitvoerder van camouflagewerkzaamheden ziet zich dien
tengevolge tegenover twee moeilijkheden geplaatst en wel
1. Nabootsing van de omgeving, zoowel wanneer deze landelijk
is, als wanneer zij een stadsbeeld weergeeft.
2. Vervaging of verandering van den vorm van het gebouw, om
onherkenbaar of onzichtbaar te worden.
ad 1. Wat de nabootsing aangaat, zij opgemerkt dat de waar
nemer door de groote snelheid van het vliegtuig slechts een alge-
meenen indruk krijgt van het landschap. Hetgeen met dit alge-
meene beeld in contrast is, valt den waarnemer op. Het is daarom
niet noodig een juiste weergave van de omgeving te bewerkstel
ligen de aanblik moet zoodanig zijn dat met de omgeving over
eenstemming wordt bereikt. Regelmaat is min of meer het kenmerk
van dingen, die door menschen worden gemaakt, onregelmatig
heid daarentegen van de natuur. Een goed voorbeeld hiervan
is het verschil tusschen den vorm van een bosch en van een
kunstmatige beplanting (bijv. rubbertuin). Bij nabootsing hiervan
zal men dit verschil in het oog moeten houden.
Nabootsing van een zuiver landelijke omgeving is moeilijk,
aangezien de afwisseling tusschen licht en schaduw op het dak
van een gebouw grooter is dan van den grond. De tinten van een
gebouw wisselen voortdurend, terwijl die van den grond min of
meer gelijk blijven, uitgezonderd daar waar door de begroeiing
schaduwen worden gevormd. Deze moeilijkheid kan tot een
minimum worden teruggebracht door een doelmatige beplanting
met groepen struiken, daar ook de schaduwen van dergelijke
aanplantingen voortdurend van tint veranderen.
575