ad 2. Het is een bekend feit dat een wit traliewerk voor een
venster geplaatst, het waarnemen van hetgeen zich in de kamer
bevindt, bemoeilijkt. De reden is dat de blik van den waarnemer
door het witte traliewerk wordt vastgehouden waardoor hetgeen
zich daarachter bevindt aan de aandacht ontgaat. Op dezen
grondregel berust ook de huidcamouflage van dieren. Van sterk
met elkaar in contrast zijnde huidskleuren trekt ééne de aandacht,
met het gevolg dat de vorm van het dier in zijn omtrekken
vervaagt en daardoor ohherkenbaar wordt.
Door een beschildering met kleine vlekken in overeenstem
ming met de structuur van de omgeving kan van een deel
van een gebouw normvervaging worden bereikt. Vormverande
ring van het gebouw kan daarentegen door beschildering met
groote vlekken worden verkregen, waarbij men ervoor moet zor
gen dat de vlekken zich over de scherpe kanten van het gebouw
uitstrekken.
Een goede camouflage kan slechts worden verkregen, indien
men vorengenoemde grondregels gecombineerd toepast. Wil men
een aantal dicht bij elkaar gelegen gebouwen (bijv. een rij muni
tieopslagplaatsen) comoufleeren, dan moet men herhaling in de
wijze van behandeling bij de verschillende gebouwen vermijden.
Voor elk object zal de kleur afhankelijk van de omgeving
waarin het is geplaatst, moeten worden bepaald. Veelal bestaat
de opvatting dat door een veelkleurige beschildering met scherpe
kleurcontrasten en in verschillende variaties met onregelmatige
vakverdeeling aangebracht, verandering in den vorm van een
gebouw kan worden verkregen. Dergelijke bonte beschilderingen
zijn voor camouflage niet allen volkomen ongeschikt, maar trekken
bovendien de aandacht van den waarnemer op het te camou-
fleeren object. Slechts een rustige, gelijkmatige beschildering,
samengesteld uit de in de omgeving meest voorkomende kleuren
en tinten, kan tot een bevredigende oplossing leiden.
Uit luchtverkenningen is gebleken dat lichte (in het bijzonder
roode) kleuren sterk opvallen, terwijl donkere, rustige kleuren
in de overwegend donkere tinten van de natuur overgaan. Toch
is het noodig voor elk geval de geëigende tint uit de omgeving
van het te camoufleeren object te bepalen. In beginsel dient een
beschildering met glansverf te worden vermeden. Slechts matte
beschildering op een niet te gladden wand geeft een goed resultaat.
Voor horizontale daken moet een bijzonder donkere kleur worden
gekozen, in een boschrijke omgeving bijv. donker mosgroen.
Indien twijfel bestaat over de juiste tint, zal een diep donker
groen in den regel een bevredigende camouflage geven. In Europa,
waar als gevolg van de seizoenswisselingen groote kleurcontrasten
kunnen optreden, is het camouflage-vraagstuk moeilijker dan hier
te lande. De kleur van het Indische landschap is overwegend groen
(kampong, sawah, gras, bosch)zoodat in een landelijke omgeving
576