NATUURKUNDE.
585
7. TOELATINGSEXAMEN H. K. S. 1940.
(Intendance Studiën).
Ie Vraagtijd uur.
Hoewel kg water van 13° C. zou men met 1 kg steenkool met een verbran-
dingswarmte van 7000 in stoom van 100° C. kunnen overvoeren, aannemende
dat geen warmte verloren gaat
Verdampingswarmte van water bij 100° C. 538.
2de Vraag tijd uur.
Een holle cylinder, met kwik bezwaard, drijft rechtstandig in water het
boven water stekende deel is 2 cm. Op het water wordt een laag olie gebracht.
Hoe hoog moet deze zijn, opdat het bovenvlak van den cylinder met den
oliespiegel samenvalt S.g. olie 0,8.
3de Vraag tijd uur.
Geef een uitvoerige uiteenzetting van de oplossingsverschijnselen (oplossing
van vaste stoffen en gassen oplosbaarheid oplossingswarmte kristallisatie
oververzadiging invloed temperatuur op oplosbaarheid)
4de Vraagtijd uur.
Welke samenhang bestaat er tusschen het volume van een gas, zijn span
ning en zijn temperatuur (Wet van Boyle Wet van Gay Lussac in verband
met wet v. Boyle Gay Lussac behandelen het begrip absolute temperatuur
en absoluut nulpunt).
SCHEIKUNDE.
Ie Vraagtijd uur.
Hoeveel keukenzout en calciumcarbonaat zijn theoretisch noodig voor de
bereiding van 1000 kg zuivere, watervrije soda Ca 40 C 12 O 16
Na 23 Cl 35,5.
2de Vraag tijd uur.
Wat geschiedt
a. bij verhitting van primair- en wat bij verhitting van secundair natrium-
phosphaat
b. bij inleiden van zoutzuurgas in een verzadigde keukenzoutoplossing
c. indien zwavelwaterstofgas wordt geleid in een oplossing van ferrisulfaat?
d. indien broomwater wordt gevoegd bij le. een kaliumhydroxyde oplossing;
bij 2e een oplossing van calciumiodidebij 3e een oplossing van natrium-
sulfiet
e. bij verhitting van natriumcarbonaatnatrium nitraatkoper en gecon
centreerd salpeterzuurzink en geconcentreerd salpeterzuur