te midden van de brandvlotten, slaagden deze dapperen er in de kabels, welke de vlotten verbonden, door te kappen waarop de beman ningen van eenige sloepen d.m.v. haken de vlotten (ware flambouwen) tussehen de schepen doorleidden naar benedenstrooms. Het is moeilijk te zeggen wat meer lof verdiende, de koelbloedigheid waarmede de matrozen water, vuur en stroom trotseerden, of de strijd tegen de cholera, welke nog steeds aan boord rondwaarde. Toen de vijandelijke batterijen en de ankerplaatsen voor onze schepen eenmaal verkend waren, kreeg kolonel Bisschoff opdracht met 800 man aan wal te gaan voor een verkenning van de ver sterkingen aan de Pladjoerivier. Hij moest den linker oever van de rivier volgen, trachten bovenstrooms van de vijandelijke stel lingen van oever te verwisselen, de stelling omtrekken en ver volgens aanvallen zoodra onze schepen het vuur zouden openen. De colonne, waarbij eenige artilleristen en pioniers waren inge deeld, werd echter door den vijand ontdekt. Het gevolg hiervan was dat zij voortdurend onder vuur stond van den vijand, die in prauwen de colonne volgdekapitein Leicher en luitenant Sturler werden hierbij licht gewond. Wel is waar verjoeg het vuur uit eenige Coehoornmortieren deze prauwen een korten tijd, doch de te land verschanste vijand en de vijandelijke prauwen konden den overgang ernstig bemoeilijken en den terugtocht zelfs afsnijden. Daarbij kwam dat het terrein met het verder door dringen steeds moerassiger werd en de zon ter kimme daalde. De kolonel besloot nadere bevelen te vragen en ging over tot bivak- keeren. De vijand liet de onzen echter in den nacht (16 op 17 Juni) geen rust. Men was gedwongen gewapend te blijven en wachtte zoo, het water tot de knieën, zonder eten, in carré-vorm den morgen af. Ook de cholera oefende haar invloed weer uit. In den morgen werd het bevel voor den terugtocht ontvangen. Daarop werd besloten tot een algemeenen aanval op den 20en Juni. In den nacht van 19 en 20 Juni liet de Generaal de Koek de vloot voorwaarts gaan. Ondanks het vuur van 90 stukken geschut werd de bevolen opstelling voor het gevecht ingenomen zonder een schot te lossen. De expeditiecommandant, die zich met zijn staf aan boord van den schoener Johanna had begeven om van daar de bewegingen van leger en vloot te leiden, achtte de opstelling omstreeks 9 uur naar wensch, waarop hij het vuur liet openen. Tegen elf uur slaagde een kanonneerboot er in het staketsel te passeeren en verzwakte het vuur van de batterijen op het eiland Gombora aanmerkelijk. Spoedig volgden een andere kanonneerboot en enkele lichte schepen met een detachement van 300 man onder kolonel Keer met opdracht een aanval te beproeven, toen zich gebrek aan munitie openbaarde op de beide evenvermelde oorlogs schepen. Waar te zelfder tijd de Nassaude Dageraad en de Van der Werff, welke vrij ernstig gehavend waren, stroomafwaarts dreven (hun kabels waren gekapt), oordeelde de expeditie commandant het raadzaam den aanval te staken. 603

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 69