De beide kanonneerbooten gingen verloren. Zij konden door het tij niet tijdig meer wegkomen. De eene zonk terwijl de andere, welke zich op onverschrokken wijze in de nabijheid van de bat terijen had gewaagd, in handen van den vijand viellater werd zij heroverd. Enkele schepen hadden sterk geleden, andere hadden hun ankers verloren, talrijke stukken waren onbruikbaar geworden en hoewel de luitenant der artillerie van Geen, die zich bijzonder onder scheidde, er in slaagde dwars door het zware vuur de noodige munitie aan te voeren, werd het signaal gegeven, de uitgangs opstelling te hernemen. Het personeel had een rust hard noodig. De gewonden, overgebracht naar de geïmproviseerde hospitaal schepen, vonden er toegewijde hulp. De majoors-dokter Cornelissen en van Raelten beijverden zich om strijd het lot der ongelukkigen te verzachten. Ook de majoor-dokter Didam van het fregat Van der Werff verdiende allen lof voor zijn zorg en toewijding. De expeditiecommandant uitte in een dagorder zijn groote voldoening over den moed en de volharding, welke allen aan den dag hadden gelegd. Niettemin verhoogde het falen van dezen eersten aanval het moreel van den vijand aanmerkelijk. Den 23en was alles gereed voor een tweeden aanval. De opper bevelhebber begaf zich in den nanacht naar de Johanna om van daar de laatste voorbereidingen te regelen nog voor het aan breken van den dag werd ondanks het vuur der vijandelijke batterijen de bevolen uitgangsopstelling vlot ingenomen (zie schets nr. I) waartoe het gunstige tij meewerkte. Reeds om vijf uur in den morgen was het gevecht in vollen gang. Een uur later begon het vuur van de batterijen op Gombora te verzwakken, waarop kolonel Bisschoff en de luitenant-kolonel der artillerie Riesz bevel kregen tot den aanval, waarbij talrijke schitterende wapenfeiten werden bedreven. Kapitein Gey en luitenant van Geen bevonden zich met een vijftigtal kanonniers in een der booten, bestemd voor het over brengen van de aanvallende troepen. Ondanks een hevig vuur van schroot wist men de staketsels op te ruimen en het land te bereiken, waar men zich onverwijld op de versterkingen wierp. Kolonel Riesz klom, gevolgd door den kapitein-adjudant George, Gey, van Geen en enkele artilleristen, op de borstwering om vervolgens met getrokken sabel te midden van de vijanden te springen. Hetzelfde oogenblik viel hij, getroffen door een lanssteek, in de armen van Gey, die hem naar de ambulance deed brengen, korten tijd later gevolgd door George, die drie lanssteken kreeg. Kapitein Elout, die inmiddels aan een anderen kant de vijandelijke batterij beklom, wierp zich met zijn compagnie in het handgemeen zoodoende krachtig bijdragend tot de overwinning, welke ons kort daarop ten deel vielna hevigen tegenstand werd de batterij genomen. 605

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 71