10. UIT DEN VOLKSRAAD. In de op 16 Mei 1940 gehouden vergadering van het College van Gedelegeerden sprak de voorzitter de volgende rede uit 610 Deze buitengewone vergadering van het College van Gedelegeerden heb ik bijeengeroepen om te voldoen aan onze behoefte in het openbaar er van te getuigen, dat ook wij naar de Landvoogd gisterenmorgen allen Indischen burgers deed verzoeken bereid zijn onze taak te blijven vervullen. Wij zijn Zijne Excellentie den Gouverneur-Generaal erkentelijk, dat Zij zich hier door haar gemachtigde voor Algemeene Zaken vertegenwoor digen doet. Wij hebben behoefte om uiting te gevan aan wat ons beroert en bezielt, hoe onvolkomen die uiting natuurlijk ook wezen moet. Wij geven daarbij ons rekenschap er van, dat wij thans naast de Staten van Suriname en die van Curacao het voornaamste vertegenwoordigende lichaam van het Koninkrijk zijn, dat zijn werkzaamheden, voorzoover de tijdsomstandig heden dit vergen, verrichten kan. De Duitsche inval in Nederland in den nacht van 9 op 10 Mei, gevolgd door een sommatie, in den vroegen ochtend van den lOen door den Duitschen gezant in Den Haag uitgebracht, werd beantwoord door protesten van onzen Minister van Buitenlandsche Zaken en later van Hare Majesteit de Koningin en in een proclamatie van onzen Landvoogd, welke ons uit het hart waren gegrepen. En als van zelfsprekend hebben wij het verzet der Nederlandsche weer- wacht tegen dezen aanval, en de aansluiting van ons Koninkrijk bij de geallieerden en bij de andere slachtoffers van agressie Polen, Noorwegen en België, aanvaard en gesteund. Helaas is gebleken, dat onze krachten te kort schoten, om overal dezen aanval te blijven weerstaan, en dat hulp ons niet spoedig genoeg in vol doende mate kon worden geboden. De overmacht was te sterk de strikte handhaving onzer neutraliteit had de voorbereiding van een aaneengesloten front met België en de geallieerden onmogelijk gemaakt ook achter onze verdedigingslinies bleek de vijand te schuilen. Tot ons geluk hebben eerst het Prinselijk gezin, en eindelijk Hare Majesteit de Koningin tijdig den vijand kunnen ontwijken, aldus hoe zwaar deze gang hun ook gevallen is het Huis van Oranje voor ons behoudende en het voortbestaan eener wettige Nederlandsche Regeering waarborgende. Dit beleid hebben wij volkomen begrepen en als juist aanvaard. Onder geen voorwaarde mocht het Oranjehuis verloren gaan en het Opperbestuur worden ontwricht. Diep heeft het ons geschokt, dat kort daarop de Opperbevelhebber van land- en zeemacht nadat al eerder de buitenprovincies, zooals moest worden verwacht, in handen van den vijand waren gevallen ondanks den moed onzer weermacht den strijd in de Hollandsche stellingen heeft moeten doen staken. In Zeeland, op zee en in het verband onzer bond- genooten wordt de strijd echter voortgezet. Niet te overzien en niet in te denken en niet in woorden van deelneming te benaderen is de ramp, welke aldus Nederland en het Koninkrijk getroffen heeft, is het leed, hetwelk aldus over onze Vorstin, Haar Huis, Haar weer-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 76