3. Aan het radicale inheemsche weekblad Nationale Commen taren ontleenen wij 618 Het is uiteraard met groate instemming dat wij van deze stem melding maken. Wij zullen den raad van de Tjaja Timoer ook volgen, en zelf voor het oogenfblik er het zwijgen aan toe doen. De kwestie is nu aan de orde gesteld. Wij weten dat er nota genomen is en wordt van de stemmen uit de inheemsche wereld, en ook van ons 'betoog. Wij weten dat de Regeering ook dit vraagstuk onder het oog ziet. Wij huldigen de leus, dat men niet te veel moet zeggen tegen den man aan het stuurrad. Laat ons afwachten wat de resultaten zullen zijn van de overweging, die men thans naar wij zeker weten ook ter allerhoogste plaatse aan deze kwestie schenkt. Thans staan de Nederlandsche en de Indonesische naties voor zoo'n groot oogenblik. Beiden hebben eeuwen van voor- en tegenspoed beleefd, maar door de bestiering van de Almacht zijn groote rampen eeuwenlang aan Nederland en Indonesia voorbij gegaan. Het leven van 'beide volkeren ging volgens een golflijn, met hoogte- en dieptepunten, maar ook in de diepste inzinkingen waren er geen catastrophen. Ook de wereldoorlog van 1914- 1918, die aan het 'bestaan van bijna alle naties der wereld schudde, ging aan ons voorbij, slechts met achterlating van lichte sporen, welke sociaal en eco nomisch weer spoedig overgroeid waren door nieuwe constructies. Door de hierna gekomen internationale, economische crisis heen, hebben beide landen zich kunnen wijden aan werken des vredesden opbouw der beide samen levingen. Wij verhelen niet, dat er diepgaande en principieele verschillen van opvat ting zijn over de waardeering dezer werken. Wij hebben steeds behoord tot diegenen, die in rustiger tijden scherpe critiek hebben laten hooren, waar en wanneer wij die noodig achtten. Maar daar gaat het op het oogenblik niet om. In hun geheel genomen hebben Nederland en Indonesië zich door alle crises heen kunnen slaan, trots de niet te ontkennen nationale tegenstellingen ook.. Wij zouden het noodlot tarten, als wij beweren, dat dit uitsluitend aan eigen kunde der leidende mannen toegeschreven moet worden. Juister is, als wij zeggen, dat wij ook deels de Voorzienigheid moeten danken, die de onweerswolken haar potentieel deed ontladen buiten onze landsgrenzen. Thans echter staan de zaken anders, Nederlad en Indonesia worden thans geconfronteerd met een crisissituatie, zoo ernstig, als zij zeker in de laatste honderd jaren niet voor zich gehad hebben. Wij willen geen schildering geven van den ernst dezer situatie. 'De kolommen der dagbladpers staan er vol van. Iedere krantenlezer, en dus ook iedere lezer van N.C., kent ze. Wij moeten waarschuwen tegen het trekken van paniek-conclusies uit de berichten van de dagbladen. Ieder op zich zelf zijn de feiten zeer ernstig, maar de beteekenis dezer feiten voor het geheel blijkt pas uit het onderling verband der zaken. Men moet vertrouwen blijven stellen in het inzicht der mannen, die de volle verantwoordelijkheid dragen voor den gang van zaken. Zij overzien de zaken beter en weten meer dan „the men in the Street". Zij beschouwen dus de vraagstukken van den dag met het oog van iemand, die over meer inlichtingen beschikt dan wij. Daarom moeten wij ons hoeden voor voorbarige paniek-conclusies uit het weinige, dat wij weten. Kort samengevat kan de situatie alsvolgt weergegeven worden. Als er gevaren dreigen, dan dreigen die thans van buiten af. Binnenlandsch is er geen dreiging voor de orde van zaken, alleen buitenlandsoh. De bepalende machten in den Pacific zijn Noord-Amerika en Japan, wier geweldige vloten zich thans bevinden in het Westelijke deel van den Stillen Oceaan. Andere groote mogendheden hebben het te druk met den Euro- peeschen oorlog om zich in voldoende mate bezig te kunnen houden met de aangelegenheden hier.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 84