5. Aan een radiotoespraak van den Gouverneur van Oost- Java ontleenen wij tenslotte het volgende. 621 Niemand kan weten wat de naaste toekomst ons brengen moet. Geenszins uitgesloten is, dat nog grooter smart, nog wreeder vernederingen over ons zullen komen. Maar het leed van heden en morgen is te doorstaan zoolang wij gelooven in een uiteindelijk herstel van wat ons dierbaar en heilig is. In deze dagen van loutering hebben wij ervaren, dat dit niet voor ons slechts heilig is, doch ook voor de millioenen met wie wij samenleven eh werken. Die spontane uiting mogen wij nimmer meer vergeten het is een geeste lijke eereschuld. Voor een volk als wij, dat zich niet gemakkelijk uit, en gaarne zijn aan doening verbergt, is het niet makkelijk om onzen dank te toonen. Wij kunnen dat het 'beste doen door ons gansche leven te vervullen van een krachtig vertrouwen in de rechtvaardigheid van onze zaak, in de toekomst van ons ideaal. Hierboven citeerden wij de vraag, die in vervlogen eeuwen, ook in zeer bange dagen, toen de liefde voor 'het hoogste scheen te sterven, en het geloof den dichter „crank" scheen te zijn geworden, de vraag die Jacob van Maerlandt stelde aan zijn vriend Martijn Hoe zal het gaan Hoe zal het gaan De beide grootste godsdiensten ter wereld kunnen niet dwalen, en terwijl ons klein doch nobel land nu lijdt voor hetgeen hun beider verheven, leer stellingen eendrachtig prediken, kan het antwoord slechts zijn gelijk aan de troostende zekerheid door Rafaël verkondigd aan Gijsbrecht van Aemstel ,.Al leit de stad verwoest, en wil daer niet van yzen Zij zal met grooter glans uit asch en stof verrijzen Zóó zal het gaan Reeds vaak is het booze over de wereld losgebroken„de geesel Gods," zeiden onze voorvaderen dan. Maar steeds wonnen op den duur de goede machten. Menschel ij kheid, gerechtigheid, geestelijke vrijheid, voor welke wij strijden als wij niet vast vertrouwen, dat éénmaal zij over onmenschelijkheid, onrecht en geestelijke slavernij zullen zegevieren, wat is het leven ons dan nog waard En veel bracht ons steun en troost in deze dagen. Dat Ned.-Indië naar menschelijke berekening buiten den strijd zal blijven en hier aan een verdwaasde wereld wordt getoond, dat het mogelijk is in onderlinge waardeering en "vertrouwen samen te leven in de gerechtigheid, is dat niet veel Dat de militaire en civiele macht tot het uiterste paraat zijn, is geen gebrek aan geloof in vrede voor dit land, maar een uiting van ons vaste voornemen, het vertrouwen van de Pacific-mogendheden, dat wij onder alle omstandig heden den status quo zullen handhaven, niet te beschamen. De houding van al onze medeburgers noopt tot dankbare verheugenis. Gij, Nederlanders, die ondanks diepe smart, met rust en waardigheid Uw dagelijksch werk verricht. Onze Inheemsche medeonderdanen van Hare Majesteit, wier reactie op de ontzettende slagen, die ons volksbestaan getroffen hebben, zoo loyaal, maar méér dan dat, zoo vol medeleven en zoo ridderlijk was. Dagelijks ondervind ik daarvan de aandoenlijkste uitingen. En die zijn algemeen. Want de volken, met wie de Voorzienigheid ons samenbrengt, zijn ridderlijk. Voor hen zijn geestelijke waarden eer en trouw en gerechtigheid, maatgevend. Het zal U als mij, iets gezegd hebben, dat door „Parindra-leiders" met flinke bijdragen is ingeteekend voor het steunfonds, dat een deel der jaarlijksche „Surya Wirawan"-collecte daarvoor is bestemd, dat de leider der nationale, „Taman Siswo"-scholen zijn goeroe's opdroeg, naar krachten van hun klein

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 87