worden gesteld, zijn oorzaak, dat het aanleggen van vaste hinder
nissen buiten de wegen slechts in geringe mate zal kunnen worden
toegepast. Verder zal het niet steeds mogelijk zijn de te bezetten
lijn zoodanig te kiezen, dat het geheel tankvrij is, zoodat deze
tactische handeling een ruime toepassing van mijnenvelden kan
vereischen.
Deze mijnenvelden kunnen worden gebezigd
a. als onderdeel van de ingenomen stelling, op afstanden van
300 tot 600 m daarvóór en goed bewaakt door pag. en auto
matische wapens
b. op daartoe in aanmerking komende punten tusschen de
achtereenvolgens in te nemen stellingen, ten einde het snel
nadringen van gepantserde afdeelingen te voorkomen
c. ter dekking van de flanken van den terugtochtsweg.
Ook voor deze wijze van gevechtsvoering komen in de eerste
plaats gemotoriseerde pioniers in aanmerking, terwijl de inzet van
pioniers aanmerkelijk kan worden beperkt indien de andere
wapens in staat worden gesteld de benoodigde mijnenvelden zelf
aan te brengen.
VIII. VERDEDIGING.
Toepassing van vechtwagenmijnen zal bij het inrichten van een
ter hardnekkige verdediging in te richten stelling veelvuldig
kunnen geschieden. Het gebruik ervan zal echter kunnen worden
beperkt naarmate meer tijd voor het inrichten van de stelling
beschikbaar is, daar vaste hindernissen, als puntgrachten en paal-
versperringen, met het oog op de mindere kwetsbaarheid ten
opzichte van artillerievuur, de voorkeur verdienen, althans kort
vóór, in, of kort achter de hoofdweerstandslijn. Daar het leggen
van mijnen overigens den minsten tijd vordert, kunnen mijnen
velden om of nabij de hoofdweerstandslijn zeer goed aan het
algemeen verdedigingssysteem worden aangepast ten einde
vooral bij tijdnood den passieven vechtwagenafweer sluitend
te maken.
Artillerievuur op mijnenvelden zal als regel minstens tot gevolg
hebben dat hun waarde als hindernis belangrijk vermindert. Een
gedeelte der mijnen zal tot ontploffing worden gebracht terwijl
de rest min of meer onregelmatig over het terrein zal worden ver
spreid, waardoor belangrijke gapingen kunnen ontstaan. Toepas
sing van mijnenvelden in de zone blootgesteld aan den invloed van
de inleidende beschieting door den vijand (om de gedachte te
bepalen van 200 m vóór tot 200 m achter de hoofdweerstandslijn)
zal dus slechts bij uitzondering voorkomen. Normaal zal de kleinste
afstand, waarop een mijnversperring vóór de hoofdweerstandslijn
wordt gelegd, omstreeks 300 m bedragen, terwijl de grootste afstand,
gelet op den werkzamen schootsafstand van het afweergeschut,
653