Degenen, die hadden verwacht, dat de Chineezen van de installatieplechtigheden te NanKing zouden hebben gebruik gemaakt om die stad te bombardeeren, en ook elders als een soort tegendemonstratie grootere activiteit op militair gebied te betoonen, zijn bedrogen uitgekomen. Wel werd in de Chineesche pers bericht, dat eenige vliegtuigen bommen op NanKing zouden hebben geworpen, doch zulks schijnt slechts „wishfull thinking" te zijn geweest. Hoewel de Chineesche luchtmacht gedurende de maand April eenige malen van zich heeft doen spreken, kan niet worden gezegd, dat haar verrichtingen de vergelijking kunnen doorstaan met die bij de verdediging van HanKow in het najaar van 1938. Het schijnt, dat de Chineesche autoriteiten er nog steeds niet in zijn geslaagd een nieuwe luchtmacht van eenige beteekenis op te bouwen. Zij zouden in YünNan niet minder dan drie oplei dingsscholen voor vliegers en in LanChow tenminste één school onder Russische leiding bezitten, maar er heet nog steeds slechts weinig vliegtuigmaterieel te zijn. Volgens betrouwbare inlich tingen uit ChungKing zouden zij over niet meer dan een twintigtal bruikbare bommenwerpers beschikken. Vooral schijnt er nog steeds gebrek aan reservedeelen te zijn. Van nieuwe vliegtuig- bestellingen hoort men ook niet meer. De aanvoer daarvan is nu de Chineesche regeering niet meer over goed geoutilleerde havens beschikt, vrijwel ondoenlijk. Alleen uit Rusland blijft nog import mogelijk, doch het is niet uitgesloten, dat deze eveneens moeilijk heden ondervindt tengevolge van den Europeeschen oorlog. Ook de aanvoer van benzine en olie ondervindt groote belemmeringen, zooals blijkt uit de beperkingen, welke aan het verbruik daarvan in ChungKing zijn opgelegd. Ook de aanbouw van vliegtuigen kan niet anders dan beperkt zijn. Vóór het uitbreken van den oorlog hadden de Amerikanen den bouw van een fabriek aangevangen in de nabijheid van HangChow. Hoe de Chineesche militaire autoriteiten ooit de keuze van die plaats op minder dan 100 km van de zee hebben kunnen goedkeuren, is onbegrijpelijk. De fabriek werd dan ook zoodra de oorlog uitbrak naar HanKow overgebracht. Spoedig daarna werd besloten tot verplaatsing naar ChengTu, en tenslotte werd alles weer opgepakt en vervoerd naar een oord gelegen aan den weg van Birma naar KunMing, niet ver van de Birmeesche grens. Daar ligt zij vooralsnog volkomen veilig voor de Japansche vliegerbommen. De aan den aanvoer van grondstoffen verbonden bezwaren kunnen echter niet nalaten, de productie dezer (Curtiss) fabriek sterk te drukkenzij zou thans niet meer dan enkele vliegtuigen per maand bedragen. Algemeen zijn de deskundigen het er echter over eens, dat de Chineesche vliegers goed zijn. In den laatsten tijd zouden zij meer dan eens met een verbijsterende minderheid (men noemt 6 tegen 20) Japansche vliegtuigen hebben aangevallen en teruggedreven. 681

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 53