696 Het Nederlandsch-Indisch staatsbestel plaatst de Volksvertegenwoordiging naast de Regeering. Er bestaat geen zoodanige samenhang tusschen Indische Regeering en Volksraad, als in een parlementair stelsel het geval zou zijn. Daarvan uitgaande kon dan ook de Minister van Koloniën (27 Februari j.l. in de Tweede Kamer) zelfs ontwikkelen, hoe de positie van den Volksraad als gewichtiger kan worden beschouwd dan die van een volgroeid Parlement. Deze eigenaardige positie spreekt te sterker nu de oorlog de staatszorg gewel dig verzwaart en een allerernstigst beroep op regeering en onderdanen doet, ten gevolge waarvan de Regeering dringend den steun harer onderdanen behoeft en die onderdanen zoozeer bereid blijken de Regeering te steunen. De Volksraad op zich zelf staande tusschen Regeering en onderdanen is nu bij uitstek geroepen, aan het volk zijn kracht ontleenende, met de Regeering samen te werken. In het Koninkrijk der Nederlanden is het thans in het bijzonder de Volks raad van Nederlandsch-Indië waar Nederlandsche onderdanen hun Koningin, in Haar hoogsten vertegenwoordiger, hun trouw en aanhankelijkheid kunnen betuigen en waar vrij over de belangen niet alleen van Nederlandsch-Indië maar ook van het Koninkrijk kan worden beraadslaagd. Tijdelijk is immers in ons oog het Binnenhof gesloten en heeft ook wat daar placht om te gaan voorzoover mogelijk hier in het Hertogspark tot uiting te komen. De vijand moge het oirbaar achten in de Ridderzaal vertooningen op te voeren als onlangs schijnt te zijn geschied die hebben voor ons slechts dezen zin ons aan te vuren, bij te dragen voorzoover in ons vermogen ligt tot bevrijding van Nederland. De Staten van Suriname en die van Curacao zullen wel willen aanvaar den, dat de Volksraad van Nederlandsch-Indië thans tijdelijk zich aldus in ons gemeenschappelijk Koninkrijk op den voorgrond stelt. Uwe Excellentie vergunne mij thans eerst tot opening onzer eerste verga dering over te gaan en daartoe mij tot mijn medeleden te wenden. Mijne Heeren, leden van den Volksraad 'Bij de opening van deze eerste vergadering van het tweede zittingsjaar van het loopend tijdperk overheerscht ons de oorlog, die den lOden Mei ook Nederland heeft meegesleept en waarin uiteraard ook de andere gebieds- deelen van ons Koninkrijk betrokken zijn. Met een verklaring uitgesproken, welke door de commissie van overleg was voorbereid en goedgekeurd, dus. namens den Volksraad mocht worden afgelegd en Uw aller instemming zal hebben verworven. Die verklaring heb ik in de vergadering van 20 Mei. bevestigd en in denzelfden geest aangevuld. Diep heeft ons geschokt het lot dat Nederland getroffen heeft. Het is na wat zooeven Z. E. de Gouverneur-Generaal hierover reeds: heeft gezegd niet nu en hier de tijd en plaats te trachten ook mijnerzijds wat gebeurd is en gebeurt te beschrijven. Slechts moge ik nog den aanhef weergeven van de boodschap, welke onze Koningin zoo ontroerend als een ware Moeder des Vaderlands aan het Amerikaansche tijdschrift „Life" heeft gezonden, zooals die ons werd overgeseind „Op dit oneindig ernstige oogenblik in de geschiedenis der menschheid is de duistere stille nacht neergedaald over nog een hoekje dezer aarde in het vrije Holland zijn de lichten uitgegaan". Onder den druk van dezen zwaren slag leven wij voort in voortdurende spanning en beklemming over het verloop van den oorlog, welken naar thans eindelijk ons volkomen duidelijk is geallieerden ook voor ons bestaan, en voor het grootste deel der menschheid, hebben te voeren. Hoe zeer ook geslagen, gespannen en beklemd hebben wij natuurlijk ons opgericht en de lichtpunten gezocht en gezien, welke ons den weg wijzen, naar herstel en betere toekomst.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 70