707 Duitschland zoowel als Italië hebben allang groote belangstelling getoond voor de klassieke Islam-landen. Italië had na de verovering van Wadi Koefra, de laatste en geduchte burcht van de onverzoenlijke Sanoesi-secte, wat Mussolini's regiem eerst acht jaren na zijn optreden gelukte, zich stin kende gemaakt in de neusgaten aller volgelingen van den Profeet. Enkele jaren daarna kwam de verovering van Abessinië, een half Koptisch, half Moslimsch land, dat in nauwe relatie met Arabië stond en dat tot het gebied van de Islam gerekend werd. Met verbeten woede zag men den meedoogen- loozen, ongelijken strijd aan en de haat tegen de Italianen werd opnieuw gevoed. Egypte was zéér dicht betrokken bij deze verovering en heeft ernstig gevreesd, dat het oorlogsdronken Italië meteen dit rijke en strate gisch zoo zéér belangrijke land maar aan het Romeinsche Imperium zou toevoegen. De toeschouwers in het nabije Oosten begrepen, dat de woordvoerders van Bari's radio lang hun in prachtig Arabisch gestelde redevoeringen de lucht in zouden moeten zenden, alvorens ze de Moslimsche volken Wadi Koefra en Abessinië zouden kunnen doen vergetenNoch het verhaaltje dat Mussolini in Noord-Afrika het „zwaard van den Islam" zou hanteeren, noch ook de felle anti-iBritsche campagne hebben de sympathieën ten gunste van Italië kunnen doen keeren. Duitschland stond er veel gunstiger voor. Dat land heeft groote waar deering gehad in de Islam-landen. Had het niet bijna de wereldmacht van Engeland ten val gebracht Had het niet een Titanen-strijd gestreden in den wereldoorlog van '14-T8 Streed het teen niet mèt Turkije? Dat het zijn strijd tot „heiligen oorlog van den Islam" trachtte te proclameeren was een dwaze blunder. Professor Snouck Hurgronje's vernietigend artikel daar over „Heilige oorlog made in Germany" trof doel en nagelde deze tactlooze daad aan den schandpaal der historie. Een Christelijk Rijk uit het Westen, dat het wapen van heiligen oorlog der Moslims wilde misbruiken voor zijn zaa.k Het bleek een tweesnijdend zwaard, dat Turkije als Moslimsche mogendheid doodelijk trof en dat indirect het einde veroorzaakte van de Chaliefen-waardigheid. Deze misgrepen van het Oude Duitschland werden na den Wereldoorlog vrijwel vergeten en er bleek plaats te zijn voor herstel van de oude sympathieën. Door Nazi-Duitschland is daar hard aan gewerkt. Handels-relaties werden met taaie energie weer opgebouwd. De studie van den Islam bloeide weer in Duitschland zoowel als in Italië, de Duitsche boekenmarkt werd met Pan-Arabische literatuur overstroomd. Toen de spanningen in Europa groeiden en Engelands moeilijkheden in Palestina naar een crisis leidden, begon Berlijn met een rechtstreeksche bewerking van de Arabische wereld door radio-uitzendingen in de Arabische taal. En daar schoot het zijn doel voorbij Zijn van Britten-haat gloeiende politieke reportage onderschatte zijn Ara bische hoorders. Dat waren geen Nazi-Duitschers, maar vrije mannen, die na de hartstochtelijke verhalen van Berlijn iederen avond de rustige, zakelijk beschaafde Arabische uiteenzettingen uit Londen aanhoorden. In kortzichtig heid ging Berlijn zoover de redevoeringen van den Führer en zijn mannen dadelijk na het uitspreken daarvan in het Arabisch weer te geven. De taal der Westersche dictatoren krijschte in de ooren van Moslimsche luisteraars. Zij spreken niet als menschen, die zich van een Almachtig Wereldbestuurder afhankelijk weten en die zich gehouden achten aan eeuwige, goddelijke wet ten voor ieder mensch. Maar in hen uit zich de a-moreele, a-religieuze geweldmensch, die zich boven godsdienst en kerk stelt en die onontkoombaar met deze machten in conflict zal komen. Rusland heeft de Mohammedanen op hun hoede gesteld voor de Westersche dictatoren en in de Duitsche propaganda hebben ze de stem van het nihilisme op religieus terrein gehoord en verstaan. Daarom ging deze oorlog in met een Moslimsch deel van de wereld, dat één is in zijn sympathieën. Egypte schaarde zich vanaf het begin van den oorlog met overtuiging aan geallieerde zijde.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 81