Onderstaande, aan het Bataviaasch Nieuwsblad, van 27 Juni
ontleende beschouwingen sluiten aan, zoowel op het in I.M.T.
nr. 6 (blz. 628) overgenomen artikel uit Vliegwereld als op de
Boekbespreking op blz. 687 in dit nr.
710
Desniettemin zijn in den laatsten tijd verschillende volstrekt onjuiste com
mentaren uitgebracht met betrekking tot de mate, waarin Ned.-Indië kan
voorzien in Japans behoefte aan bepaalde producten. Ijzer en tin, twee der
voornaamste mineralen, die Japan behoeft, zijn in dit verband zeer vaak
genoemd. En nu is het een feit, dat Ned.-Indië niet in staat is het ijzer te
leveren en nooit de door Japan henoodigde hoeveelheid tin heeft kunnen
leveren. De Japansche tin-invoer komt niet voor in de jongste handelssta
tistieken, maar in 1936 het laatste jaar, waarvoor de desbetreffende cijfers
beschikbaar zijn bedroeg de Japansche import van -dit mineraal 4.500 ton.
De export hiervan van Ned.-Indië nu bedroeg verscheidene malen dit kwan
tum (ongeveer 61.000 ton tinerts), maar het deel van den Japanschen tin-
invoer, dat uit Ned.-Indië kwam, is haast te verwaarloozen, n.l. niet meer
dan 2 procent van de 2.800 ton, die afkomstig was uit Malakka.
De ijzerinvoer in Japan in 1936 werd geschat op 190 mm. yen, waarvan
niet meer dan 5 mm yen uit Ned.-Indië kwam. Het is wel waarschijnlijk,
dat thans meer ijzer uit Ned.-Indië wordt ingevoerd dan in genoemd jaar,
maar de ijzerproductie van Ned.-Indië is lang niet voldoende om het een
belangrijk leverancier van dit product voor Japan te maken.
Wat de Japansche aankoopen van olie in Ned.-Indië betreft, staat de zaak
er anders voor. In 1936 betrok Japan 12V2 procent van zijn ruwe en zware
en 53 procent van zijn andere minerale oliën uit Ned.-Indië, en ofschoon
geen cijfers over den invoer van den laatsten tijd ter beschikking staan, mag
men gerust aannemen, dat de afhankelijkheid van Japan van Ned.-Indië,
wat dit product betreft, eerder is toe- dan afgenomen en waarschijnlijk in
de naaste toekomst nog grooter zal worden. De situatie is thans nog zoo,
dat de oliemarkt open staat voor alle koopers, maar dit zal zeker niet altijd
zoo zijn.
Het streven om zekerheid te hebben omtrent den ongestoorden aanvoer
van bepaalde producten is geen nieuwe zorg van Japan. Deze zorg bestond
reeds toen de eerste verschijnselen van de minder goede verstandhouding
tot de Ver. Staten merkbaar werden en hij nam bij het uitbreken van den
oorlog in Europa merkbaar toe. De nieuwe handelsbesprekingen, die ongeveer
twee maanden geleden op het punt stonden geopend te worden met de
Ned.-Indische autoriteiten, hadden voornamelijk ten doel de zekerheid te
verkrijgen dat Japan geen moeilijkheden in den weg zouden worden gelegd
bij den aankoop van olie, rubber en andere producten. Gelukkig voor Japan
bestaat er een wederzijdsche afhankelijkheid in den JapanschNed.-Indischen
handel, want Japan is de voornaamste leverancier voor Ned.-Indië geworden
voor textiel en sommige andere voortbrengselen der Japansche lichte industrie.
In de geschiedenis der wederzijdsche handelsbetrekkingen hebben zich zeer
zeker wel eens geschillen voorgedaan, maar aan den anderen kant zijn deze
relaties tot beider voordeel geweest en zij zijn thans het object van bijzondere
belangstelling geworden, nu er een algemeene dislocatie der economische
centra plaats heeft. Nederland en Ned.-Indië wenschen niet in de laatste
plaats, dat de status quo van Ned.-Indië onaangetast blijft. Japan kan
hiervan verzekerd zijn.
De luchtvaart kent geen grenzen, geen afstanden, geen aardsche hinder
nissen, is door haar derde dimensie geheel vrij in haar bewegingen en zou
het ideaal kunnen zijn om de vredesgedachte te propageeren en over te
brengen en de volkeren door onderling contact dichter tot elkaar te brengen.
Als handels-luchtvaart heeft zij reeds bewezen van onschatbare waarde te
zijn. Zij vormt een schakel in de gemeenschap, die eerst voelbaar wordt als
deze ons dreigt te ontvallen. Dat de menschheid, verblind door haat en/of