713 a. de productie-capaciteiten der vliegtuigindustrie. Deze zeer 'belangrijke factor is begrensd door de bevolkingsgrootte van een land. Rougeron heeft berekend, dat voor een luchtvloot in vredestijd van 10.000 vliegtuigen 250.000 arbeiders noodig zijn. De oorlog stelt echter belang rijk hoogere eischen. Stel, dat men uitgaat van een luchtvloot van 10.000 vliegtuigen waarvan 30 in le lijn, en dat men rekent op 50 verliezen per maand aan het front en 25 in het achterland. De vliegtuigproductie moet dus in een oorlogsjaar kunnen bedragen 3000 X 6 7000 X 3 39.000 vliegtuigen en 600.000 motoren, (1 en 2 motorige vliegtuigen). Voor de productie van een geheel metalen jachtvliegtuig zouden noodig zijn 18.000 arbeidsuren 5.5 tot 6.5 arbeider per jaar. De productie van een motor van 800/1.000 pk vergt 3 tot 3.5 arbeider per jaar, dus voor vliegtuigbouw globaal 40.000 X 6 240.000 arb. per jaar motorenbouw 60.000 X 3 180.000 toebehooren vliegt. 33% vliegtb.' 80.000 toebehooren motoren 66% motorb. 120.000 620.000 Hierbij komen nog voor revisie, herstelling en instrumenten inbouw 180.000 te zamen 800.000 Nu zijn nog arbeiders noodig voor wapenfabricatie, voor kleeding en uit rusting van het personeel der luchtmacht, voor grondorganisatie, voor pro ductie c.q. aanvoer en distributie van bedrijfsstoffen. Globaal te schatten op 400.000, zoodat schrijver tot de conclusie komt, dat voor een luchtvloot van 10.000 vliegt, met in le lijn in ernstige omstandig heden 1,2 millioen arbeiders noodig zijn. Andere belangrijke factoren zijn b. de mogelijkheid tot aankoop in het buitenland. Deze is in het voordeel der geallieerden. c. de opleidingscapaciteiten voor luchtvarend- en technisch personeel (voor beide partijen gelijk te stellen). d. het beschikbaar hebben of aanvoer van grondstoffen. e. het beschikbaar hebben of aanvoer van bedrijfsstoffen. Volgens een Amerikaansch rapport werd voor 1940 in een verbruik van 6.3 millioen ton brandstof voor Duitschland voorzien. Hiervan wordt 1.2 mill, zelf geproduceerd. In oorlogsomstandigheden worden deze behoeften getax eerd op 15 a 20 millioen. Voor het in de lucht houden van 6000 vliegtuigen waarvan 50 2-moto- rige van ieder 800 pk, zou per jaar 2 mill, ton benoodigd zijn. Het is niet onwaarschijnlijk, dat deze oorlog zal leeren, dat wie de oliebronnen der wereld niet alleen beheerscht doch in voldoende mate aan zijn gemotoriseerde strijdkrachten weet toe te voeren, een zeer machtige troef in handen heeft om het pleit te helpen beslechten, hetgeen wij allen hopen. De deelname aan den oorlog door Italië heeft een streep getrokken door deze berekeningen toch blijven er nog steeds enkele lichtpunten. De oorlogs- luchtvloot der Italianen zal ongeveer over 4000 a 5000 vliegtuigen beschikken, hetgeen een belangrijke versterking beteekent voor de door zware verliezen geteisterde Duitsche luchtmacht. Evenals de Duitschers hebben de Italianen kans gezien op het Spaansche oorlogsfront de gevechtskracht hunner vliegtuigen en manschappen te toet sen. Hierdoor kan een vergelijking gemaakt worden tusschen enkele Ame- rikaansche typen en de Russische luchtvloot, die in grooten getale aanwezig was.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 87