een glorierijk verleden niet aandoen. Geeft hun een bestemming,
hun korps waardig. Geeft hun den taak, welke aan luchtinfanterie
ten deel valt, en het zullen wederom de dappersten onder ons zijn,
die de rangen ervan bezetten en zoo noodig de spits zullen afbijten.
Het korps zal een nieuwe bloeiperiode doorleven, grootscher nog
dan voorheen. Want de maréchausséebrigades zullen overal in den
archipel opduiken, nu eens in haar ouden vorm patrouilleerend in
ver verwijderde binnenlanden van Atjeh tot Nieuw-Guinea, dan
weer in moderne gedaante in de gebieden van wereldpolitiek
belang. En in tijd van oorlog zal de laatste beslissende klap door
de maréchaussées worden gegeven
De standplaats van het korps zal dan, wegens de noodzakelijke
samenwerking met de militaire luchtvaart, Java moeten zijn, het
centrum en de ruggegraat van het Aziatisch deel van het
Imperium.
Vraag e. Wat anderen kunnen, kunnen wij ook. De opleiding
stelt hooge eischen aan het moreel van de manschappen. Het
specifieke, gevaarlijke karakter van het parachutespringen maakt
het noodzakelijk, de valschermtroepen uit vrijwilligers te recru-
teeren. Ik -ben er van overtuigd, dat zoowel onder de Europeanen
als onder de Inheemschen genoeg flinke kerels van eiken rang en
stand te vinden zullen zijn, om een volledige compagnie in den
kortst mogelijken tijd bijeen te hebben. Het optreden van de
luchtinfanterie draagt het karakter van den guerillakrijg, waarin
de manschappen dus naast het parachutespringen moeten worden
geoefend. Neem ik de ervaringen, op de Kaderschool te Magelang
op instructiegebied opgedaan, als globalen maatstaf, dan durf ik
te verzekeren, dat mits de gelegenheid tot beoefening van het
springen in ruime mate aanwezig is en kader en manschappen bij
de gewone infanterie goed in hun rang hebben voldaan de vol
ledige opleiding van één compagnie valschermtroepen in vier
maanden kan plaats vinden.
Ik en Mijn regeering zullen nu onzen plicht doen. Doet gij den
uwen, overal, onder alle omstandigheden, ieder op de plaats waar
hij gesteld is, met de uiterste waakzaamheid en met die innerlijke
rust en overgave waartoe een rein geweten in staat stelt.
661
(H.M. de Koningin in Haar proclamatie van 10 Mei.)