8. DE GEVOLGEN VAN EEN AMERIKAANSCH EMBARGO
OP DE OLIE-POSITIE VAN JAPAN
door
S. H. SPOOR,
Kapitein van den Generalen Staf.
I. INLEIDING.
Op 26 Juni 1939 deelde de Amerikaansche minister van Buiten-
landsche Zaken Cordell Huil den Japanschen gezant te New York
mede, dat de Vereenigde Staten er geen prijs op stelden, het
sedert 1911 tusschen beide landen van kracht zijnde handels
verdrag te verlengen. Aangezien in dit verdrag de bepaling was
opgenomen, dat een buitenwerkingstelling daarvan eerst zes
maanden na den datum van opzegging zou ingaan, is de verdrag-
looze toestand tusschen beide rijken eerst op 26 Januari 1940
ingetreden.
Men dient dezen stap van Amerika, welke tot een handels
beperking met Japan zou kunnen leiden, uitsluitend te bezien in
een politiek lichthet is de reactie van de Amerikaansche opinie
op Japan's optreden in China, hetwelk aldus senator Pittman,
de voorzitter van de senaatscommissie voor buitenlandsche zaken
wel eens zou kunnen leiden tot een embargo op strategische
grondstoffen.
De reactie op de opzegging van het handelsverdrag liet niet op
zich wachten. De Japansche pers noemde Amerika's houding
„onbegrijpelijk onvriendelijk" en hoopte van harte, dat de Veree
nigde Staten hun standpunt zouden herzien en meer begrip zouden
gaan toonen voor Japan's streven in het Verre Oosten. Als con
cessie werd daarbij in uitzicht gesteld de wederopening van de
Yangtze voor den internationalen handel. Amerika's standpunt
bleek evenwel onwrikbaar de toezegging van heropening van
de Yangtze bleef zonder uitwerking, omdat de Unie hierin niet
anders zag dan herstel van rechten. De vurige hoop van Japan,
dat de kwestie zou worden geregeld vóór den fatalen datum van
26 Januari 1940, ging niet in vervulling de verdraglooze toestand
trad ongewijzigd in.
De opmerkzame toeschouwer van den politieken ontwikkelings
gang in het Verre Oosten had ook wel niet anders kunnen ver
wachten. Immers, en hierop vestigen wij nogmaals nadrukkelijk
de aandacht de door Amerika gevolgde gedragslijn werd
674