Door doelen met een lengte van 120 m (bijv. jagers) wordt
aan vorenstaande voorwaarde voldaan indien hun snelheid 8
m/sec. of rond 16 mijl per uur bedraagt.
b. Directe richting.
Bij directe richting is de doode tijd v.w.b. de zijdelingsche rich
ting 0; daar de zijdelingsche voorhoudhoek, welke met de toe- of
afneming van den afstand toe- of afneemt, slechts zeer langzaam
verandert, mag worden aangenomen, dat de schoten steeds in de
richting van het doel zullen blijven vallen.
Ook de schietgegevens voor den afstand ondergaan tusschen
de meetmomenten A en B geen wijziging waardoor de trefplaatsen
van de tusschen die meetmomenten afgegeven lagen zich zullen
verplaatsen langs de lijn AD, welke practisch evenwijdig loopt
aan de lijn BC. Nu mag worden aangenomen, dat de diepte, welke
bij schieten op één afstand nog gelijkmatig onder vuur wordt
genomen, kan worden gelijkgesteld met 2 X de practische LS 50,
(waarbij de practische LS 50 batterij-oorlogsspreiding
1V2 X de spreiding van het enkele stuk) hieruit volgt, dat het
doel zelfs bij groote snelheden niet onder het snelvuur zal uit-
loopen.
Ten einde een gunstiger trefferbeeld te verkrijgen blijft de
doode tijd v.w.b. het bepalen van den trefafstand gehandhaafd,
doch worden de gegevens, zoodra zij in de werkkamer zijn gecon
strueerd, naar de stukken door getelefoneerd en aldaar verwerkt.
De lijn AD wordt nu als het ware evenwijdig aan zichzelf ver
plaatst in de richting van de lijn CB. Dit kan eveneens worden
bereikt door de nieuwe gegevens op het meetmoment te ver
strekken en een grooteren dooden tijd in te voeren.
(Wordt vervolgd).
734