788 zijn oordeel dat ook voor een niet agressief land als N.I. de instelling op een totale defensie noodzakelijk is geworden kan de Reg. in algemeenen zin onderschrijven. Er is echter verschil tusschen het theoretisch formuleeren van zekere wenschen en de practische directe uitvoerbaarheid daarvan. Op dit laatste nu dient de Reg. in de eerste plaats Haar aandacht te concen- treeren en daarbij dan nog onderscheid te maken tusschen hetgeen op kor ten termijn tot stand is te brengen en hetgeen meer tijd vordert en afhan kelijk is van de ontwikkeling van de economische structuur van de Ind. maatschappij. Ten aanzien van de inschakeling van alle bevolkingsgroepen in de landsverdediging op ruimere schaal dan thans het geval is, zal het onderzoek van de Weerbaarheidscommissie kunnen uitwijzen wat practisch bereikbaar is. In afwachting van het resultaat van dat onderzoek wordt aan de personeelsversterking voor het leger door verruiming van de wer ving en uitbreiding van opleidingen zoo krachtig mogelijk voortgewerkt, terwijl en dit moge aan de door den heer Roep uitgesproken verwachting beantwoorden aan reeds dadelijk en op korten termijn uitvoerbaar bevonden suggesties van genoemde commissie onverwijld uitvoering wordt gegeven. Over organisatorische vraagstukken sprekend heeft de heer Smit de aan dacht gevestigd op een tweetal courantenartikelen in het Bat. Nbl. en gevraagd of de Reg. zich kan vereenigen met de daarin ontwikkelde ideeën. De Reg. kan zich in het algemeen niet begeven op het terrein van bespreking van soortgelijke artikelen. Zij wil echter wel mededeelen, dat uiteraard door Haar en Haar daartoe geroepen officieren nauwlettend studie is en wordt gemaakt van de ontwikkeling der krijgsgeschiedenis en de daaruit voort vloeiende consequenties voor de organisatie van het Indische leger. Als gevolg hiervan zijn verschillende door den schrijver gedane deugdelijke suggesties, evenals andere niet door hem genoemde doch niet minder juiste conclusies verwerkt, ten deele in reeds in uitvoering zijnde plannen, ten deele in bij het D. v. O. ontworpen nieuwe plannen, welke na kennisneming van de conclusies en voorstellen der Weerbaarheidscommissie nader zullen worden bezien. Verscheidene leden leverden een pleidooi voor de weerbaarmaking der bevolking, in het bijzonder door invoering van een Inh. militie. Hoewel dit vraagstuk in studie is bij de Weerbaarheidscommissie en de Reg. het voor barig acht, hierop vooruit te loopen, meent Zij toch naar aanleiding van de terzake geuite meeningen en suggesties eenige algemeene opmerkingen niet achterwege te mogen laten. Zij richt zich dan in de eerste plaats met klem tegen de door den heer Thamrin geuite meening, dat een beroepsleger „dus" een ideëelle basis zou missen. M. d. V., een zoodanige uitspraak treft rechtstreeks ons oude Leger, welks glorierijke geschiedenis niet geschreven had kunnen worden, zonder dat in dat Leger hooge idealen van opofferingsgezindheid, kameraadschap, moed en trouw leefden. De uitspraak is even misplaatst als onwaar om van de erva ringen met beroepslegers in andere landen niet te spreken. De werkelijkheid is, dat overal waar het systeem van beroepsleger is verlaten, men slechts noode daartoe is overgegaan, omdat de vorming van zeer groote legers noodzakelijk werd geacht, waarvoor het meerendeel der weerbare mannen moest worden ingeschakeld, hetgeen slechts door oplegging van dienstplicht mogelijk is. Voorts moet de Reg. wijzen op de inconsequentie van sommige leden, die de snelle versterking van de weermacht waarom allen in deze tijden vragen, belemmeren door de moreele en politieke weerbaarmaking hoe gewenscht ook overigens, doch een zaak van langen adem te willen laten voorafgaan aan de daadwerkelijke versterking. Ten slotte moet de Reg. waarschuwen tegen de ook door den heer Mussert geuite meening, dat de ideëele beteekenis der legerversterking in de eerste plaats en de mil.-technische beteekenis in de tweede plaats komt. Deze ziens wijze zou, indien zij eenigszins consequent in practijk zou worden gebracht,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 84