789
leiden tot het ontstaan van goed bewapende dooh slecht geoefende, georga
niseerde en aangevoerde troepen. Deze troepen, juister gezegd benden,
tegenover den vijand brengen, zou gelijk staan met hen welbewust een
zekeren en nutteloozen dood tegemoet te zenden. De Reg. wenscht uiteraard
de verantwoordelijkheid daarvoor niet te dragen. Overigens behoeft niet te
worden betoogd, dat Zij de ideëele factoren in het vraagstuk van legervor
ming niet zal verwaarloozen.
De opleidingscapaciteit van de Mil. Luchtvaart wordt ten volle uitgebuit.
Naarmate die capaciteit groeit zal meer personeel in opleiding worden
genomen.
M. d. V. Ik zal thans eenige zaken bespreken, waaromtrent in sommige
groepen van de samenleving onrast en twijfel is gewekt.
Blijkens een opmerking van het geachte lid, den heer J. A. van Helsdingen
is bij landstormers de vrees ontstaan, dat het geweer waarmede zij bewapend
zijn, verouderd is, omdat het model, de constructie, van het jaar 1895
dateert. M. d. V., op zichzelf stempelt de ouderdom van een type wapen
dit nog niet tot een verouderd wapen. Ik kan zander aarzelen verklaren
dat onze gewn. en karn. nog ten volle voldoen aan de aan dit soort wapens
te stellen eischen. Het zal bovendien niet onbekend zijn, dat zij niet de eenige
bewapening van de inf. uitmaken en tevens, dat de vuurkracht der inf.
zeker niet in de eerste plaats zetelt in gewn. en karn., doch meer in het
bijzonder in de aut. wapens.
Ook de 1st. is, en zal worden voorzien van aut. en andere voor het bestrij
den van een modern bewapenden vijand geëigende wapens. Deze categorie
dienstplichtigen wordt dan ook reeds met deze wapens geoefend.
Er hebben verder, naar mij ter oore is gekomen, geruchten de ronde gedaan,
dat voor elke drie landstormers slechts één geweer beschikbaar zou zijn, en
voorts dat er slechts voldoende munitie zou zijn om gedurende 20' te vuren.
M. d. V. Een ieder, die over deze zaken ook meer een enkel oogenblik
rustig nadenkt, zal toch de absurditeit van deze berichten moeten inzien.
Immers, welke legercdt. en welke Reg. zou, zelfs in de niet lang achter
ons liggende periode van uiterste bezuiniging, de verantwoordelijkheid
voor een zoo ver gedreven verwaarloozing van de eerste uitrusting van
het Leger willen dragen Ik kan dan ook ter geruststelling van de licht-
geloovigen verklaren dat, wanneer morgen de alg. mobilisatie zou worden
afgekondigd, elke bij het leger ingedeelde man zijn geweer, karabijn of
pistool gereed zal vinden; dat voor zijn wapen een ruime munitievoorraad
aanwezig is en dat bovendien voor ettelijke duizenden recruten, dz. dus
degenen, die nog niet bij het oorlogsleger zijn ingedeeld, een wapen beschik
baar zal zijn.
Nu zal men mij wellicht vragen, waarom er dan zoo zuinig met de munitie
wordt omgesprongen, zoodat bijv. de vrijwillige oefencorpsen voorloopig geen
schietoefeningen mogen houden. De verklaring hiervoor is deze dat, nu Ned.
als leverancier van munitie en van geweren is uitgevallen, er stagnatie is
ontstaan in de regelmatige aanvoeren van deze artikelen, welke nu elders
moeten worden aangeschaft. Zoolang die aanvoer niet verzekerd is, is het
een daad van voorzorg, den aanwezigen voorraad zoo min mogelijk aan te
tastenhet geachte college zal het met mij eens zijn, dat het beter is,
dien voorraad tegen den vijand zoo deze mocht komen te gebruiken dan
op een schietbaan te verschieten. De Reg. verwacht echter dat binnenkort
nieuwe voorraden munitie beschikbaar komen, waarna de schietoefeningen
weer op ruimere schaal kunnen plaats vinden.
Er is nog een onderwerp, waaromtrent ik het gewenscht acht eenige
woorden ter geruststelling te spreken. Er is namelijk hier en daar twijfel
geuit of de Reg. wel het ernstig voornemen heeft en aan de weermacht
dienovereenkomstige instructies heeft verstrekt, om in gebiedsdeelen, welke
in geval van oorlog misschien in handen van een overmachtigen vijand zouden
vallen, de daar aanwezige, voor den tegenstander waardevolle objecten