Een lichaam in de lucht ondervindt een opwaartschen druk
gelijk aan het gewicht van de verplaatste lucht. Een niet geheel
gevulde ballon wordt aan den onderkant samengedrukt tot de
druk in den ballon gelijk is aan den luchtdruk daar buiten.
Tijdens het stijgen wórdt de omringende lucht ijler de ballon
komt daardoor onder een lageren luchtdruk. Het slappe gedeelte
vult zich meer en meer het volume neemt dus toe, waardoor de
opwaartsche druk grooter wordt. Echter neemt het „soortelijk
gewicht" van de lucht en daarmede de opwaartsche druk af bij
toename van de hoogte. Op den duur ontstaat daardoor een even
wichtstoestand, waarin het gewicht van de verdrongen hoeveel
heid lucht gelijk is aan het totale gewicht van den ballon en deze
dus niet verder stijgt. De ballon heeft nu zijn „plafond" bereikt.
Deze wijze van opstijgen kan worden toegepast bij de z.g. „vrije
ballons", doch om te voorkomen dat wind het omhulsel plaatselijk
indrukt waardoor o.m. gevaar van scheuren ontstaat is het
noodig, dat het van den aanvang af strak staat en dit ook bij het
dalen, c.q. bij normaal gasverlies, blijft. Zulks kan op verschil
lende wijzen worden bereikt doch wij zullen ons bepalen tot de
behandeling van de ballons van het „uitzetbare systeem".
Voor de verdediging van Venetië gebruikte men in 19141918
bolballons, welke ter hoogte van hun evenaar een, door een elas
tisch weefsel samengehouden, dubbele plooi hadden. Zij werden
met gas gevuld tot het omhulsel strak stond en de elastische dub
bele plooi begon uit te zetten. Zij konden dan stijgen tot
ook de dubbele plooi was gespannen. Dit soort ballon kan een
hoogte van ongeveer 3000 m bereiken.
Te Venetië, waar de weersomstandigheden 25 van de 30 dagen
gunstig waren (matige wind), voldeden deze ballons zeer goed.
In Frankrijk echter bleken zij door de aldaar dikwijls voorko
mende krachtige windstooten onbruikbaar de stabiliteit liet door
den bolvorm te wenschen over. Daarom ging men hier over tot
het gebruik van langwerpige ballons, waarin met elastische kabels
twee overlangsche diepe plooien werden gevormd (Als type „N"
bezigde men deze ballons ook voor waarnemingsdoeleinden)Ten
einde een grootere hoogte te kunnen bereiken, liet men ze dikwijls
in „tandem" op men beschikte dan over twee ballons om den
kabel op te trekken.
Één van de modernste Fransche ballons (Letourneur)welke
ook in Engeland bij de luchtverdediging wordt gebruikt, bezit
de volgende eigenschappen.
Hij bestaat uit een overtrek van dubbele met rubber overtrok
ken zijde en heeft een gestroomlijnden (sigaar) vorm met een
zeshoekige doorsnede. Opgeblazen krijgt deze doorsnede den
vorm van zes aaneensluitende bogen, zoodat zes groote ribbels
(overlangsche plooien) worden gevormd, die als het ware op den
ballon liggen. Deze overlangsche plooien worden door elastische
kabels („sandows") bijeengehouden. Naarmate de ballon stijgt,
815