9. MELITAIRISATIE VAN VELD- EN STADSPOLITIE. Het mag bekend worden geacht, dat de tegenwoordige oorlog voering meer dan vroeger een doeltreffende verdediging vereischt van het achterland. Gelet op de groote uitgestrektheid van Java met zijn zeer vele belangrijke en zeer kwetsbare objecten, dienen alle middelen te worden aangegrepen om de veiligheid van en de handhaving van orde en rust in dat achterland zoo goed moge lijk te waarborgen. Een der eerste middelen hiertoe is het vrijmaken van de thans nog met den veldpolitiedienst belaste afdeelingen marechaussee. Deze maatregel, welke om financieele redenen telkenjare werd uitgesteld, zal naar het zich laat aanzien in den loop van het volgende jaar haar beslag krijgen 1). Der Regeering is nl. voorgesteld, onverwijld een aanvang te doen maken met de oplei ding van het voor de vervanging benoodigde politiepersoneel. Indien hiermede in September een aanvang wordt gemaakt, zal ongeveer April 1941 met de vervanging kunnen worden begonnen, waarna dus de marechausseebataljons geheel voor de oorlogstaak (handhaving van orde en rust) beschikbaar komen. Tot zoolang echter zal het met veldpolitiediensten belaste deel der Marechaus see niet aan zijn politietaak kunnen worden onttrokken. Naast dezen maatregel is tevens voorzien het intensief inscha kelen van de veld- en stadspolitie bij de beveiliging van het achterland, waarbij meer in het bijzonder de gedachte heeft voor gezeten, genoemde politieorganen te doen deelnemen aan het bestrijden van vijandelijke luchttroepen. Hiervoor was noodig dat werd nagegaan in hoeverre het internationale oorlogsrecht het deelnemen van de politie aan evengenoemde taak mogelijk maakt. Zooals de oorlogspractijk in Europa heeft geleerd, dient hierbij ook rekening te worden gehouden met luchttroepen, gekleed in vermommingen. Vermomde vijandelijke luchttroepen voldoen niet aan de bepalingen van het „Reglement betreffende de wetten en gebruiken van den oorlog te land", welk reglement de bijlage vormt van het in 1907 gesloten „Verdrag nopens de wetten en gebruiken van den Oorlog te land" (Indisch Staatsblad 1910 nr. 397 Beo. 1939, blz. 19 e.v.) en waarin staat vermeld, dat de wetten, de rechten en de verplichtingen van den oorlog niet alleen toepasselijk zijn op het leger, maar ook op de militiën2) 2) Zie ook de rubriek „Uit den Volksraad" in dit nummer. Hiermede is niet bedoeld hetgeen wij onder militie verstaan. Zie terzake I.M.T. 1939, blz. 697, noot 42. Red. 847

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 51