884
15. UIT DE PERS.
VERNIELINGEN EN DE OLIE.
Hetgeen de Legercommandant tijdens de behandeling van de
6de aanvullende oorlogsbegrooting mededeelde omtrent bij een
inval in Ned.-Indië door ons uit te voeren vernielingen, heeft
allerwegen, ook in het buitenland, de aandacht getrokken.
Hieromtrent verscheen in verschillende bladen een entrefilet,
welks schrijver na aanhaling van vorenbedoelde mededeeling
zie I.M.T. Augustus, blz. 789, laatste zinsnede het volgende
verhaalt.
Naar aanleiding van deze uitlating zijn wij nog eens op informatie uitge
gaan. Het interesseerde ons namelijk, te weten, of de uitvoering van dergelijke
vernielingen, speciaal op de groote olievelden en in de aangrenzende olie
verwerkingsinstallaties, wel voldoende is verzekerd.
Hoewel men begrijpelijkerwijs bij officieele instanties een zekere terug
houdendheid op dit gebied betracht, wees men er ons toch op, dat juist
de aanvankelijke bedoeling van de bezetting der zoogenaamde oliehavens
waszekerheid te scheppen, dat ondanks mogelijk verrassende vijandelijke
aanvallen toch de voorgenomen vernielingen konden worden uitgevoerd.
Sindsdien zijn de bezettingen behoorlijk uitgebreid en ruimer bewapend,
zoodat nu ook de mogelijkheid bestaat tot een langdurige verdediging, indien
een agressor zich zou vergissen voor wat betreft de in te zetten middelen
dit komt natuurlijk aan de uitvoering van de vernielingen ten goede.
Verder bleek ons duidelijk dat na 1918 de techniek der vernielingen danig
is geperfectionneerd. Niet alleen, dat de uitvoering een zaak van enkele
minuten of minder is geworden, althans bij grondige en zoo ver mogelijk
doorgevoerde voorbereiding, maar ook kunnen de vernielingen veel effec
tiever worden uitgevoerd.
In den wereldoorlog was de Duitsche veroveraar veelal in staat binnen
enkele maanden de oliebedrijven in Roemenië weer in exploitatie te brengen;
de tegenwoordige vernielingstechniek zal voor een agressor van de olie-velden
en -bedrijven niets anders achterlaten dan een woestenij, waarin hernieuwde
exploitatie zelfs met gebruik van een uitstekende en uitgebreide outillage
meer tijd en moeite zal vergen dan het in exploitatie brengen van een
maagdelijk terrein.
De positie is dus deze eenerzijds zijn wij bereid en is het voor de geldelijke
positie van het land en de voorziening in eigen stijgende behoeften gewenscht,
dat zooveel mogelijk olie wordt geproduceerd, zoodat de bedrijven op volle
kracht moeten doorwerken, anderzijds vermindert de kans op een agressie
van buiten aanmerkelijk, doordat een land, dat dergelijke voornemens zou
koesteren zou weten, dat het daarmede tegelijk voor onafzienbaren tijd
zijn eigen aanvoer van aardcflie-producten zou afsnijden.
Maatregelen dus die niet een gevolg zijn van gestegen spanning, doch
louter een wijze voorzorg beteekenen. Aangezien practisch alle omringende
landen bij onze olieleveranties zijn betrokken, hebben zij er ook alle belang
bij den bestaanden toestand te handhaven.
Op een vraag, of nu men zich ten aanzien van deze vernielingen heeft
ingedekt tegen verrassingen van buiten wel voldoende rekening wordt