888 er voor gezorgd heeft, voldoende voorraden te bezitten. Een Amerikaansch uitvoerverbod voor oud-ijzer en petroleum voor Japan, zou Japan kunnen beantwoorden met een poging om den export van tin en rubber naar Amerika te beletten. Ondanks al hetgeen beweerd is over het planten van rubber in Brazilië en de ontginning van nieuwe tinmijnen in Bolivia, is duidelijk, dat de Vereenigde Staten een belemmering van den aanvoer van rubber en tin niet wenschenzij zou de ineenstorting van een belangrijk deel van de industrie tengevolge hebben. De Amerikaansche marine-strijdkrachten zouden niet in het midden van den Pacific gestationneerd zijn, indien niet de overtuiging bestond, dat zij daar nuttig kunnen zijn. De leiding van de vloot is bij uitstek practisch en weet precies wat zij doet. De aanwezigheid van de vloot aldaar is een waarborg tegen een blokkade van de Vereenigde Staten en tegen vijandelijk heden, van welke Nederlandsch-Indië het object zou zijn. Tokio zal de groote Japansche slagschepen niet wagen in de nauwe door vaarten tusschen de eilanden van den Indischen Archipel, en het is meer dan waarschijnlijk, dat die groote schepen, in verband met de concentratie van de Amerikaansche vloot bij Hawaiï, betrekkelijk ver Noordelijk van Nederlandsch-Indië zullen worden gehouden. Ook zou Japan aarzelen om een van zijn vliegtuig-moederschepen in de zeeën te wagen, terwijl toch alle vliegmachines noodig zouden zijn voor een aanval. De Indische militaire luchtvaart is een geducht wapen. De zwakte op het punt van torpedobootjagers en onderzeeërs zou geneutraliseerd kunnen worden door Amerikaansche hulp, welke bovendien in zending van kruisers zou kunnen bestaan. In dit opzicht is ook de strategische positie van de Philippijnen van groot belang. Deze eilanden zijn uiterst geschikt als bases voor vliegtuigen, welke van daar uit een waakzaam oog zouden kunnen houden op hetgeen in Nederlandsch-Indië gebeurt. De Philippijnen en het eiland Guam, waar reeds zware artillerie opgesteld staat en dat van luchtdoel-geschut voorzien is, bedreigen de Japansche verbindingslijnen met de Palau-eilanden in de flank en die Palau-eilanden zijn het punt, van waaruit een aanval op Neder landsch-Indië het best zou kunnen worden ingezet. Concentratie van Neder- landsche vliegmachines in de Philippijnen en op Amboina zou de mogelijkheid van een Japanschen aanval in hooge mate verminderen. Een bedreiging, van Amerikaansche zijde, met een tegenblokkade door de aanwezigheid van de vloot in de wateren van Hawaiï, zou geen effect hebben, indien een „bliksemoorlog" tegen Nederlandsch-Indië mogelijk ware. De Regeering te Batavia heeft echter reeds vóór het uitbreken van den oorlog de noodige maatregelen genomen om elke verrassing te voorkomen, onder meer door de oprichting van een paar honderd radio-stations en stationneering op een groot aantal eilanden van vliegmachines. De Indische vloot, welker torpedojagers en mijnenleggers in zooverre eenig zijn, dat ze watervliegtuigen dragen, werd versterkt met een aantal voor mijnen-leggen ingerichte schepen en politie- en douane-booten. Zonder de bezetting van Java zou die van de andere eilanden voor een aanvaller moeilijk zijn. In tegenstelling tot de kust van, bijvoorbeeld, Noor wegen, is die van Java bijna overal laag, in tal van streken moerassig en voor een groot deel bedekt met sawahs en bosschen, bovendien door tallooze rivieren doorsneden. Vijandelijke troepen zouden bij een landingspoging blootstaan aan doorloopende aanvallen van vliegmachines. Behalve via enkele havens, welke lange en gemakkelijk te vernielen pieren en te versperren kanalen bezitten, kan zelfs een torpedoboot de kust niet tot minder dan een mijl naderen, tengevolge van de gevaarlijke riffen. Groote schepen, als transportschepen, zouden ver buiten de kust ten anker moeten gaan en dan, voortdurend bestookt door vliegmachines, moeten pogen om troepen te debarkeeren in kleine booten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 92