ik den generaal zeggen „Nou, dat is afgeloopen. Hageman is al
bezig de stukken te vernietigen."
Maar neen, 't was nog lang niet afgeloopen Wat wij hoorden
was niet het vernietigen van het geschut in A, doch van een
tweetal vuurmonden, die op een paar honderd meter afstand vóór
dat punt in de rimboe lagen. Toen Hageman hiermede gereed
was, rukte het detachement verder naar zijn doel op. En toen
ook begon zich de ramp af te spelen.
Nauwelijks verscheen onze troep bij A, of hij ontving een over
weldigend vuur, dat Veerman te meer moet hebben verrast omdat
hij vertrouwde op zijn spionnenberichten. Het geheele detache
ment werd in minder dan geen tijd uiteengeschoten, waarbij Veer
man en Hageman direct sneuvelden. Men kan den terugtocht van
de overlevenden naar Pakan Kroeng Tjoet dan ook niet anders
noemen dan een „sauve qui peut". Alles achterlatend, ook gesneu
velden en de kisten dynamiet, kwamen binnen het uur eenige
gewonden op dien post aan, gedragen door enkelen die er heel
huids waren afgekomen. Het lijk van Veerman was meegebracht,
doch wij misten dat van Hageman.
Had de ramp kunnen zijn voorkomen Ik wil er alleen dit van
zeggen. In dien tijd waren ons de leerzame beschouwingen van
generaal Dormaar over „De kunst van ongehoorzaam zijn" en
„De plicht van ongehoorzaam zijn" nog onbekend. Voor vele
vechtjassen uit dien tijd gingen dergelijke begrippen te hoog. Zij
pleegden dan ook geen ongehoorzaamheid „in de richting van den
vijand". Daarmede basta over deze geschiedenis.
Na het sneuvelen van Veerman werd ik benoemd tot postcom-
mandant van Pakan Kroeng Tjoet en uit hoofde van mijn werk
zaamheden als civiel gezaghebber heb ik mij zeer veel moeite
gegeven, bij Atjehsche hoofden berichten in te winnen omtrent
Hageman. Zoo werd ook meermalen gewag gemaakt van zijn
trouwring. Het is mij niet bekend of na mijn vertrek van den
post nog iets omtrent dien ring is vernomen. Wel hebben Atjeh-
ers meermalen getuigd, dat Hageman door hen ergens nabij A werd
begraven. Of het waar is dat onze hooggeschatte, sympathieke
Hageman rust als „doode in Atjeh", wie zal het uitmaken
Nog een andere officier sneuvelde op den rampspoedigen dag,
de 1ste luitenant der infanterie von Geusau. Dit is, wat mij daar
van bekend werd.
Het is begrijpelijk dat een man als generaal van Teyn de in
den vroegen morgen van den 26sten Juli 1889 onderganen smaad
niet op zich liet zitten. Onmiddellijk deed hij alle beschikbare,
in den Kraton aanwezige, troepen van alle wapens per extra trei
nen naar Pakan Kroeng Tjoet vervoeren. Daar kwam het geheel
onder commando van majoor de Bank Langenhorst, die later voor
902