den op dezen dag betoonden moed de M.W.O. 4e kl. verwierf. Voor
zoover ik mij herinner bestond de strijdmacht uit 2 bataljons
infanterie, 1 batterij veldartillerie van 4 stukken, cavalerie en
verdere hulpwapens en -diensten. Het 14de Bataljon Infanterie
werd geplaatst onder het bevel van kap. Riesz. Commandant van
de cavalerie was de reeds genoemde luitenant Jhr. de Lannoy.
De artillerie stond onder kapitein Beer en de luitenants Engel-
berts en van Daalen.
Van deze troepen moest een bataljon infanterie uit den Kraton
onder majoor van der Sande uit Kota Pohama langs de zeekust
oprukken naar A terwijl de rest dat punt zou aanvallen langs
den Sultansweg en door het terrein. Het detachement Lamjong
van 20 man onder mij werd ingedeeld als dekking artillerie.
Om 10 uur 's morgens stond het geheel opgesteld buiten de
benteng. Intusschen hadden de Atjehers ook niet stil gezeten.
Zij waren in de richting van Pakan Kroeng Tjoet opgerukt, ons
onzichtbaar als zij waren onder vuur nemend. Hierdoor
werd luitenant Piera, met wien ik buiten de benteng stond te
spreken, door een schot in den rug getroffen.
Laat ik nu eerst meedeelen, waaruit het object A bestond.
Daar ik zelf tot dat punt ben doorgedrongen, heb ik met eigen
oogen gezien, dat het niet meer was dan een klont modder van 3
bij 3 meter, omringd door een paar aarden walletjes, gelegen
in een modderpoel, verscholen achter nipa2 en met een loop
plankje verbonden met een klein stuk vasteren grond. Daarin
zaten een paar rasechte Atjehers met geweren te schieten op
de inmiddels over den Sultansweg oprukkende strijdmacht. Zij
namen ons danig onder vuur, evenals tal van vijanden in de
richting van B. Op een gegeven oogenblik verlieten wij den weg
om door het terrein op te rukken naar A, waarop de artillerie
het vuur opende toen wij bij C waren aangekomen. Hier bevond
zich een droog stuk grond van 100 bij 100 meter. Allen richt
ten zich daarheen waardoor de infanterie zonder ruimte voor
deployeeren dicht opeen achter de artillerie kwam te staan. De
Atjehers in A wisten niet van wijken. Zelfs niet toen de artillerie
tot op 20 pas van het object was opgerukt en hen onder kartets
vuur nam. Zij bleven schieten. Tal van artilleristen waren reeds
gesneuveld of gewond, vele paarden reeds neergeschoten.
Gij kameraden van deze jongere generatie weet waarschijn
lijk niet meer, wat dat voor een vuursoort is. Vraag het dan
maar aan een oud-artillerist. Alles werd aan kartetsvuur verdaan.
Van Daalen vuurde persoonlijk de laatste kartets af (kranige
kerel; hij kreeg bij die gelegenheid de M.W.O. 4de klasse), en
Engelberts schreef later in een tijdschrift,,De artillerie is op dien
morgen aangewend als revolver". „Lain doeloe, lain sekarang".
Vergelijk dat nu eens met het huidige optreden van de
artillerie
903