tragische oorlogen van de wereldgeschiedenis gemaakt. Het werd
een wederzij dsch afslachten zonder eenige strategische of tactische
beteekenis, waarbij men nog alleen maar kon hopen, den vijand
uit te putten.
De verklaring ligt voor de hand. Aan beide zijden stamden alle
aanvoerders nog uit het vóórtechnische tijdperk. De meesten
waren immers in het midden der 19de eeuw geborenhun oplei
ding was nog vrijwel zuiver tactisch geweest. Wat zij van techniek
wisten beperkte zich hoofdzakelijk tot kogelbanen. Zij konden nog
niet begrijpen, dat we reeds enkele decenniën leefden in een heel
andere wereld, waarin heel ons bestaan en dus ook de strijd
door de techniek wordt beheerscht. Nu is dit wel altijd het geval
geweest. Immers, reeds de man uit het vuursteenen tijdperk was
voor den strijd om het bestaan aangewezen op zijn steenen bijl en
andere steenen werktuigen, maar in die tijden bestond er tusschen
grondstof, werktuig en eindproduct nog altijd een persoonlijke
en overzichtelijke betrekking. Zij bleef, ondanks de staag toene
mende arbeidsverdeeling, tot in het midden van de vorige eeuw
gehandhaafd, ging eerst door de mechanisatie geheel verloren.
Napoleon kon al ijsbeerend zijn secretarissen brieven dicteeren
over alle détails van zijn legers, hij kon de techniek van zijn
dagen nog beheerschen en beheerschte haar ook aangezien het
handwerk was. Stel eens dat Prins Maurits, uit den doode herre
zen, Napoleon zou hebben ontmoet. Dan hadden ze elkaar direct
kunnen begrijpen, want in technisch opzicht was er tusschen 1600
en 1800 maar heel weinig veranderd.
Tot dusver hebben de legers zich aan de veranderingen, die
de techniek noodzakelijk maakte, aangepast door het uitbreiden
van de organisatie.
De infanterist is de oudste soldaat, hij voerde het gevecht met
spies, zwaard of boog, waarbij men al van ouds naar specialisatie
streefde. Dan had men de ruiters, die men op den duur ging
onderscheiden in lichte en zware ruiters naarmate ze licht of
zwaar werden bewapend. Tot de uitvinding van het geschut bleef
deze hoofdindeeling van alle legers vrijwel in groote trekken
gelijk voetvolk en ruiterij.
De kentering duurt vrijwel een heele eeuw, de zeventiende.
De infanterie wordt anders bewapend, maar alvorens elke man
een musket in handen krijgt probeert men het eerst nog met
gemengde afdeelingen, gedeeltelijk met hellebaarden gedeeltelijk
met musketten uitgerust. Dan komt Vauban en voert de bajonet
in, hetgeen vele moeilijkheden oplost. De ruiters krijgen pistolen
en verliezen ten deele hun zware harnassen. Een nieuw wapen
doet zijn intree, de artillerie, eerst nog niet geheel georganiseerd
men voegt aan de infanterie-afdeelingen enkele edellieden van
het geschut toe maar later toch zelfstandig naast ruiterij en
voetvolk. De militaire ingenieur doet ook van zich spreken de
924