mineurs".) De onvermijdelijke consequentie van de mechanisee ring der legers is, dat het zwaartepunt meer bij de technische opleiding is komen te liggen. Wijlen minister Bosboom moet eens hebben gezegd „Om op mijn horloge te kunnen kijken behoef ik toch niet te weten hoe het werkt". Niet onaardig gezegd, maar nadat men het als beginsel had aanvaard, eerst bij de opleiding van de recruten en later bij die van de reserve-officieren, werkte het funest. Het vak van officier is door de ontwikkeling der jongste jaren moeilijker gewordende a prioristische eischen zijn in zwaarte toegenomen, gelijk ook de soldaat tegenwoordig heel veel meer moet kennen en leeren dan voorheen. Dit punt leent zich uitstekend tot een beschouwing over de afmetingen van de strijdkrachten. De verlokking, zich te verdiepen in gissingen omtrent de toekomst van de millioenenlegers, is zeer groot, maar dat valt buiten het bestek van deze beschouwingen. Daarbinnen blijvend valt vast te stellen, dat er geen enkel steekhoudend argu ment meer is aan te voeren om de theoretische opleiding van een infanterieofficier verschillend te doen zijn van die van artilleristen of genisten (pioniers). De toekomstige infanterist zal ook voort durend met de techniek in aanraking komen hij zal zóó tech nisch onderlegd moeten zijn, dat hij alle nieuwe wapens, die er ongetwijfeld zullen komen, op hun technische waarde kan beoor- deelen. Beteekent dit naar voren komen van de techniek nu ook, dat we alle andere oude waarheden over boord moeten werpen, dat mèt de invoering van vliegtuigen, tanks en gemechaniseerde legers de strategie en de tactiek hun beteekenis hebben verloren Zeer zeker niet. Houden wij in het oog, dat de strategie ons leert waar we de strijdmacht moeten gebruiken en de tactiek ons zegt, hoè we dat dienen te doen, dan is het duidelijk, dat slechts de tactiek aan stage veranderingen onderhevig is. Sommige stategische leer stellingen zijn absoluut, b.v. het aloude de veldheer moet op het juiste moment en op de juiste plaats het maximum van zijn krachten kunnen inzetten. Of men nu met hooivorken vecht of moet rekenen op moderne wapens, met twee dimensies of met drie, dit blijft onvergankelijk juist. Andere stellingen zijn gelijk formules waarin de verschillende factoren verschillende waarden kunnen krijgen. Zoo zal de factor tijd anders zijn voor de infan terie van Caesar, de ruiterij van Murat of de gemechaniseerde legers van tegenwoordig de afstanden varieeren voor boogschut ters, voorlaad-kanonnen en het moderne geschut. Men moet echter het verband beseffen tusschen techniek en tactiek, tusschen de eigenschappen van de moderne wapens en hulpmiddelen, en de mogelijkheden die zij bieden evenals hun gebruik leeren. De aan voerders van 1914 hebben dit niet gedaan. Men had b.v. de beschik king over personen- en vrachtauto's maar bezigde ze op dezelfde wijze als door paarden getrokken voertuigen, zonder te realisee- 926

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 36