in Nederland herhaaldelijk verwonderlijk, hoe ontnuchterend het werkte als men sprak van Nederlandsche strada's, die beter waren, over een bascule-brug in Nederland die de grootste ter wereld was, over de reusachtige havenwerken in Nederland als daarbuiten door Nederlandsche ingenieurs gewrocht, over de beroemde Zuiderzeewerken, over Philips' fabrieken, scheeps werven, stoom- en luchtvaartmaatschappijen van wereldnaam, wereldmarkten te Amsterdam en Rotterdam, koloniale organi saties van den eersten rang, welvaart en sociale voorziening der arbeiders hier tegen sociale achterstanden elders en wat al niet meer. Wij herhalen, de resultaten waren soms verbluffend als men bewust werd van hetgeen Nederland toch eigenlijk wèl pres teerde. Vele Nederlanders, ook de loyale, waren er soms lang niet trotsch genoeg op. Alles sprak zoo van zelf. Wij komen voorts op een andere categorie, die verre van totalitair te willen zijn (of schijnen) zich toch niet kan neer leggen bij laten wij het noemen het „democratische" systeem zooals zij dit zien en dan wijzen wij direct al op een onjuistheid, die men herhaaldelijk terugvindt, nl. dat men het parlementa risme onafscheidelijk verbindt aan de democratie. Men vergeet dan verder, dat ook de democratie de noodzaak van gezag, ja staatsgezag, erkent, slechts op andere basis dan de dictatuur van den éénling. Slechts de extréme invloeden, die voor een groot deel niet eens geboren werden in den boezem van het eigen volk, hebben de democratische gedachte ondermijnd, misbruik makend van de gunsten, die het democratische systeem hun verleende (vooral de vrije meeningsuiting, persvrijheid, recht van vereeniging en vergadering, enz.). Kwade invloeden misbruikten de vrijheden, die de democratie had bevochten, voor hun duistere sluipmoordplan nen. Inperking dier vrijheden beteekende echter verkrachting van het met zooveel moeite verkregen kostbare goed. Daarin school het conflict waarom men aan den eenen kant zooveel wilde, maar aan den anderen kant zoo weinig kon doen. Daar was echter ook kortzichtigheid het ondermijningswerk was veel ernstiger dan men op het oog zou vermoeden en dat bleek ook weer uit de algemeen afzijdige houding van het groote publiek t.o.v. de nationaal-socialistische propaganda. Behalve dat deze houding weerspiegelde in het percentage n.s.b.-ers in Nederland, zag men volkomen gebrek aan interesse van hoog tot laag in de actie dier ontbindende krachten. En om nog een oogenblik bij Nederland stil te staan. Had het anders gekund Wij gelooven inderdaad van wel, al lijkt dit „mosterd na den maaltijd". Zonder naar dictatuur te voeren had het evolutionnaire karak ter der democratie meer begrip moeten hebben van hetgeen zich 948

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 60