„naast de deur" afspeelde, waar de dynamiek van de dictatuur
met machinale regelmaat haar dreunenden stap deed hooren voor
hen, die luisteren wilden.
Daarvan kon en kan men óók leeren tot eigen voordeel
vooral nu in oorlogstijd.
Als wij speuren naar de oorzaken van alle ellende waarin
Duitschland ons Moederland dompelde en wij vragen ons af,
waarom dan moeten wij zeker in de eerste plaats zoeken in de
geschiedenis, vooral de politiek-economische geschiedenis van
Duitschland, dat het bestaan van een Nederland als zelfstandige
natie steeds vijandig was gezind. Niet alleen het Hitlerisme maar
de gedachte was typisch Duitsch. Al in de eerste helft der 19de
eeuw verkondigde een der grooten op het gebied der z.g. Natio
nale Economie in Duitschland, Eriedrich List, dit reeds. Wij
komen hierop terug.
In de tweede plaats stond een klein land, met een liberale
politieke en economische basis tegenover een groot militair land,
met een eigen corporatieve militaire economie.
Het was daarom zoo verbijsterend, dat medio 1939, na de aan
vrage van groote defensie-credieten, een deel van de Nederland-
sche pers nog sprak van sociale voorzieningen, die beloofd waren
en nu in de verdrukking zouden kunnen komen.
Weer stellen wij hier het feit tegenover, dat naast ons een
niets ontziende dictatuur op oorlog aanstuurde die op het eerste
sein voor een oorlog zou profiteeren van haar systeem èn
van het onze. Daar was één leidend orgaan dat dicteerde, geen
discussie, geen geparlementeer.
De aanwezigheid van op dergelijke wijze geregeerde buur
staten dwingt tot aanpassing of men verliest. Men vergete niet,
dat er tegenwoordig nu eenmaal landen zijn met regeeringen,
die het volk alle luxe, alle geriefelijkheid, ja zelfs behoorlijke
kleeding en voeding ontzeggen.
Laten wij deze feiten niet met een half oog bezien, maar ons
dit realiseeren, al zal zulks in een land als Nederlandsch-Indië
bijvoorbeeld, waar wij het nog zoo goed hebben, eenig voorstel
lingsvermogen vragen.
Hebben wij ons eenig idee gevormd van de snelheid van den
tegenwoordigen tijd, dan zal het steeds duidelijker worden, dat
alle geleidelijke aanpassing thans juist één tempo te laat komt.
Wij leven in een tijd van erupties en schokken van zulk een
hevigen aard, dat slechts een algeheele en radicale overschakeling
van onzen geest op deze moderne versnelling ons in staat kan
stellen, het nieuwe tempo over te nemen. Verzuimen wij dat,
dan zal een bijna niet in te loopen achterstand ontstaan.
Zoo verging het Europa óók. Duitschland bijv. had zijn tijdperk
van evolutie reeds gepasseerd vóór Hitier er zijn tempo in zette.
Ik doel hier op de „nood-verordeningen-regeering" van Brüning.
949