De laatste spreker was Burgemeester Beets.
Nog eenmaal weerklonken commando's. De cadet-vaandrigs
stelden zich weder op naast de leeraren terwijl de sectiën zich
gereed maakten voor het défilé dat zij daarop uitvoerden voor den
Legercommandant en de eerste bewoners van de tijdelijke laat
ons hopen zèèr tijdelijke Koninklijke Militaire Academie in
Nederlandsch-Indië.
Dit was het einde van de plechtigheid, waarna velen gebruik
maakten van de geboden gelegenheid, de Academie te bezichtigen.
967
De opening van de Koninklijke Militaire Academie te Bandoeng is onge
twijfeld een gebeurtenis, welke in verschillend opzicht van groote en ver
strekkende fceteekenis is.
Het ligt uiteraard niet op mijn weg die beteekenis in de verscheidenheid
harer aspecten te belichten en daarom moge ik mij er toe bepalen een oogen-
blik stil te staani bij het belang, dat voor onze locale gemeenschap gelegen
is in de gebeurtenis waarvoor wij hier bijeen zijn, een belang welks aan
wezigheid het voor mij als burgemeester van Bandoeng tot een bijzonder
voorrecht maakt bij deze gelegenheid een kort woord te mogen spreken.
Toen op den 24en November van het jaar 1828 in Nederland de Koninklijke
Militaire Acaddemie werd opgericht, werd voornamelijk met het oog op
haar ligging ongeveer in het centrum van het toenmalige Koninkrijk -
de stad Breda uitverkoren om de bakermat te worden van zoovele eminente
mannen op krijgskundig gebied. Gedurende de ruim honderdjarige periode
van het bestaan der K.M.A. is wel duidelijk gebleken hoezeer deze instel
ling in velerlei opzicht van groot belang is geweest voor de stad Breda
en haar burgerij en dat er steeds een voor beide partijen nuttige en vrucht
dragende belangengemeenschap heeft bestaan tusschen de aanstaande
officieren en de burgerij van de stad, waarin de alma mater hunner kennis
was gehuisvest. En het gemeentebestuur van Breda zoowel als de ingeze
tenen hebben geen gelegenheid onbenut gelaten om te toonen hoezeer de
eer, welke de stad in 1828 te beurt viel, op prijs werd gesteld.
Thans is Bandoeng, als centrum van het militaire leven in deze gewesten,
uitverkoren als plaats van vestiging van de instelling, welke voorloopig
hier te lande de toekomstige officieren zal hebben te bekwamen voor hun
grootsche en schoone taak, de verdediging van het Vaderland.
En al moge onze blijdschap over dit feit ook zeer worden getemperd
door het karakter van de gebeurtenissen welke feitelijk aanleiding zijn
geweest tot de oprichting van een militaire academie hier te lande, dit
neemt niet weg dat de locale gemeenschap de eer welke Bandoeng hiermede
te beurt is gevallen op hoogen prijs weet te stellen, een appreciatie welke
het mij een voorrecht is, hier openlijk tot uiting te mogen brengen.
Gaarne spreek ik de hoop uit, dat de Bandoengsche academie ten volle
zal mogen beantwoorden aan het doel, waarmede zij is opgericht, een hoop,
die zich niet beter laat formuleeren dan in de bekende versregels
„Dat meer dan één Stevijn
uit dit gebouw verrijze
en menig Maurits vorm'
in kunde en dapperheid