Het derde artikel verscheen, eveneens in het Augustus-nummer, onder den titel Een nieuwe koers van de hand van assistent resident L. Noë. Wij ontleenen daaraan het volgende. 977 In onze bestuursvoering is de figuur van militair bevelhebber, tevens belast met het civiel bestuur, niet onbekend. Moge de burgerlijke bestuurder, tevens belast met de functie van commandant van territoriale troepen, spoedig zijn intrede doen. Assistent-resident Dr. J. W. de Stoppelaar teekende hierbij in het Augustus-nummer aan in Bestuur en landsverdediging De belangwekkende opmerkingen van Statius Muller geven mij aanleiding tot het opperen van enkele bezwaren tegen de daarin neergelegde gedachte om plaatselijk opgeleide troepen te stellen onder commando van plaatselijke bestuursambtenaren van beide corpsen. Deze bezwaren zijn niet gericht tegen de technische mogelijkheden welker moeilijkheden niet te laag, maar stellig evenmin te hoog moeten worden aangeslagen doch tegen haar juridischen inhoud. In het internationale recht, dat, hoezeer door onzen vijand op de meest infame wijze geschonden, niettemin „recht" blijft, bestaat immers tot nog toe de regel, dat, ook bij overweldiging van een land door een vijandelijken invaller, de bestaande organen van het bestuur hun functies zoo normaal mogelijk blijven uitoefenen. Zoo ziet men het ook in Nederland, waar de burgemeesters en commissarissen van de Koningin na de bezetting niet op gehouden hebben hun taak te vervullen, zoolang en waar dit met hun eed van trouw aan de Landsregeering vereenigbaar is (in enkele gevallen was). Ook de rechterlijke colleges en andere organen van den Staat en van de locale gemeenschappen gaan voort hun arbeid te verrichten. Natuurlijk zul len ze hierbij zorg moeten dragen te vermijden, wat aan de oorlogvoering van den vijand ten goede zou kunnen komen. Door zoo te doen, handelen ze in het belang van het land en van zijn inwoners, voor welker belangen ze kunnen blijven waken. Werd nu aan de gedachte van Statius Muller gevolg gegeven, dan zouden de plaatselijke bestuursambtenaren worden opgenomen in het leger. Zij zou den dientengevolge combattanten worden en als zoodanig behandeld. Na bezetting van het gebied, waarover ze het bestuur voeren, zouden ze óf moeten wegtrekken, óf wel krijgsgevangen worden gemaakt. In beide geval len zou hun gebied zonder eigen burgerlijk bestuur komen te verkeeren met alle nadeelen van dien. Het spreekt vanzelf, dat ik hiermede niet te kennen wil geven, dat de bestuursambtenaren zonder meer alle vrijgesteld zouden moeten worden van militieplicht en geen verbintenis bij het reservekader zouden kunnen aan gaan. Openstelling van het reservekader voor inheemsche intellectueelen en zeker voor de gediplomeerde bestuursambtenaren onder hen acht ik een terstond te verwezenlijken mogelijkheid, waartoe geen voorafgaand commis soriaal onderzoek zelfs noodig is. Maar de bestuursambtenaren, die tot de militie of het reservekader behooren, zullen m.i., indien ze in werkelijken militairen dienst worden opgeroepen, in het algemeen niet tevens het bestuur over een bestuursressort kunnen uitoefenen. Wij kunnen in Indië niet langer gaan over de oude wegen, die ons tot aan den rand van den afgrond hebben gevoerd. Nog is het tijd ons om te wenden en een nieuwen koers te volgen, maar die tijd is kort. Waarop zou deze nieuwe koers zich in hoofdzaak richten Allereerst op een voldoend sterke defensie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 89