5. HET GEBRUIK EN DE ORGANISATIE
VAN SPERBALLONVERBANDEN (H)
door
L. SCHOTBORGH,
Kapitein der Infanterie.
3. De verdediging van kleinere objecten (bijv. fabrieks
terreinen).
Op kleinere objecten zal de vijand bij voorkeur in duikvlucht
aanvallen slechts deze methode biedt hem een behoorlijke tref
kans. Derhalve dient de verdediging van die objecten zoo te wor
den gevoerd, dat duikbomaanvallen worden voorkomen, m.a.w. het
moet der tegenpartij niet mogelijk zijn, die aanvallen in te zetten,
bijv. na de ballonversperring op groote hoogte te hebben over
vlogen. Men kan dit slechts bereiken bij toepassing van het „schaak
bordsysteem".
Het bij de verdediging van groote objecten aan dit systeem ver
bonden nadeel dat het de eigen, binnen de objecten aanwezige,
vliegtuigen en luchtdoelartillerie tot werkeloosheid doemt, althans
hindert bij de uitvoering van hun actieve taak, geldt niet voor
de verdediging van kleinere objecten. Vliegtuigen behooren zich
niet binnen laatstgenoemde objecten op te houden. Het luchtdoel
geschut bestaat in de eerste plaats uit lichte vuurmonden met
een kaliber van 2 a 4 cm en een werkzame dracht van 3 a 4 km,
hetgeen minder is dan de hoogte, waarop de ballons zich bevinden
(5 a 6 km) het zal dus zonder bezwaar kunnen vuren. Eventueel
aan den afweer deelnemende zwaardere vuurmonden zullen
normaal reeds om tactisch-technische redenen op zoodanigen
afstand van het object worden opgesteld, dat zij buiten de ballon
versperring vallen, waardoor zij behoudens in de richting van
die versperring een vrij schootsveld hebben.
Heeft het te verdedigen complex een lengte en breedte van
1 km, dan bedraagt de straal van de opstellingsruimte van de
versperring bij een afwerpafstand van 2 km (hoogte 3000 m,
snelheid 300 km/u.) 1:2 2 2% km, en de oppervlakte van
die ruimte n X (2%)2 of rond 20 km2. Stelt men de ballons op
met een tusschenruimte van 750 m, dan bestrijken zij elk (0.75)2
of rond 0.56 km2, zoodat 35 ballons benoodigd zijn. De kans,
dat een vliegtuig met een vleugelspanning van 25 m met een
907