1080 wapens wenschelijk zijn. Deze mitrailleurs hebben een kaliber van 7,9 mm en zijn, op dubbelaffuiten, geplaatst op door twee paarden getrokken voer tuigen. (Ook elke batterij mobiele artillerie beschikt over een zoodanig voer tuig. Red.). Door een enkele snelle beweging kan de schutter zich in de juiste positie plaatsen voor het bevuren van laagvliegende vliegtuigen, die hij met behulp van een geoliede glijbaan kan volgen. De voertuigen worden regelmatig over de marschcolonne verdeeld zij beschermen haar van voor- tot achterhoede tegen vijandelijke vliegtuigen. DE ARTILLERIE. Wat de organieke sterkte van de divisie-artillerie betreft zegt S.„it is believed" dat elke divisie thans over 2 tegenover voorheen 1 regiment beschikt. Even vaag is hij omtrent het geschutde 10,5 hw. is „most widely used" en alweer volgens S. een kanon-houwitser. De Duitschers zijn van oordeel, dat deze vuurmond in zich de beste hoedanigheden vereenigt van de Fransche 7.5 vd. en 15 hw. Wij merken op, dat de Duitsche vuurmond tot nu toe, op grond ook van als juist aangenomen vuurtechnische gegevens, algemeen als houwitser te boek stond, zij het, dat de max. Vo die van de 7,5 vd zeer dicht benadert (zie o.a. W.J. 1937, blz. 195 en W.J. 1938, blz. 155 en 158)Ook S.'s opmerking, dat „de 10,5 hw. als veldgeschut optreedt door met vlakke baan granaten te verschieten, en als houwitser door onder groote elevatie met gewijzigde ladingen te vuren", kan geen uitsluitsel geven. Beschikken moderne veldvuurmonden thans niet als regel over verminderde ladingen? Hoe het zij, de mogelijkheden, welke de Duitsche vuurmond biedt, blijken duidelijk uit de volgende mededeelingen. Het tweeledig gebruik van het stuk werd het best geïllustreerd voor Warschau. Verscheidene regimenten artillerie legden werkzame „field-gun barrages" (vuurwalsen het afgeven daarvan is echter geenszins een mono polie van veldgeschut. Zie mj. Glide's verhandeling over deze vuursoort en de daarop geleverde critiek, behandeld in I.M.T. '39/4, 5, 6, 11, 12 en '40/3) ter bescherming van de naar de voorstad Praga oprukkende troepen. Nadat de voorste loopgraven waren veroverd, gingen de batterijen vooruit, waarop zij als houwitsers granaten in de stad wierpen om de Poolsohe batterijen in de parken en op de pleinen tot zwijgen te brengen. De in vlakbaan afgege ven vuren vormden een uitstekende bescherming voor de voorwaarts schrij dende infanterie en het onder groote hoeken afgegeven houwitser-vuur stelde in staat, directe treffers te verkrijgen op door hooge gebouwen omringde, in dekkingen geplaatste geschutopstellingen. (De kunstmatige en natuurlijke dekkingen konden uiteraard niet volkomen_ zijnde Poolsohe batterijen stonden ten slotte in stelling om te vuren Houdt men daarmede rekening, dan is het vaststellen en vernielen van vijandelijke batterijstellingen in Europeesche steden afgezien van een eventueele behulpzame hand van een vijfde colonne nu niet bepaald een heksentoer). Een kolonel van de artillerie zeide„Het was raadzaam, onmiddellijk voordeel te trekken uit onze successen en de Poolsohe batterijen in de eigenlijke stad onder vuur te nemen. In plaats van er op te wachten, dat zeer nauwkeurig schietende wapenen als houwitsers en mortieren in vol doende hoeveelheid zouden zijn opgerukt, waren mijn 10,5 hw. in staat, de taak van die wapenen zonder verlies van kostbaren tijd uit te voeren". Tot slot merkte hij op „Dit tweeledig gebruik van het voornaamste (wij cursiveeren) wapen van het regiment (artillerie) hielp het beleg spoediger beëindigen dan was voorzien. Zooals U, Amerikanen, het uitdrukt, hebben wij onze veldartillerie „gestroomlijnd" en de beide mogelijkheden van den 10,5 hw. zijn het best bewezen door de juist afgeloopen actie". De aan de legerkorpsen toegevoegde zware artillerie bestaat uit houwitsers van 21 en 40 cm. Bij de legers zijn stukken van zwaarder kaliber ingedeeld. Op de parade ter gelegenheid van Hitler's 50sten verjaardag (20-4-'39) zagen buitenlandsche waarnemers tot hun groote verbazing een gemotoriseerd

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 101