4. DE STRIJD IN ZEER BEDEKT TERREIN, TOEGELICHT
MET ENKELE VOORBEELDEN UIT DE OORLOGEN
IN DUITSCH OOST-AFRffiA (1914) EN DE
CHACO (1932—1935) II)
door
R. W. VAN DE BEEK,
Kapitein der Infanterie.
(Met twee schetsen.)
Hindernissen.
Een belangrijke rol in den strijd in bedekte terreinen spelen de
hindernissen. Zij zijn in de bosschen door den verdediger op
doelmatige wijze aan te brengen doch moeten in de lengterichting
worden bestreken door het vuur van mitrailleurs.
Zoowel in de Chaco als in Duitsch Oost-Afrika werden zelden
normale draadversperringen gebruiktmen maakte de doom-
bosschen eenvoudig door er prikkeldraad doorheen te vlechten
tot een bijna niet op te ruimen hindernis.
Hindernissen zullen veelvuldig moeten worden gebruikt om niet
aangeleunde flanken te bevéiligen en te verdedigen.
De reserves.
We zien uit de leeringen, getrokken uit den strijd in genoemde
gevechtsgebieden, dat de aanvallende infanterie op het beslissende
moment den steun van de artillerie zal moeten ontberen. Hiervan
moet de verdedigende infanterie voordeel kunnen trekken en wel
in de eerste plaats door een doelmatige opstelling van de reserves.
Zij dienen snel tegen een omvattingspoging te worden ingezet,
terwijl in het bijzonder de plaatselijke reserves op betrekkelijk
geringen afstand achter de voorste afdeelingen moeten worden
gereedgehouden voor het uitvoeren van tegenstooten of tegenaan
vallen.
Ten einde dien snellen inzet mogelijk te maken, is het een eerste
vereischte, de begaanbaarheid in enkele terreinstrooken achter
en buiten de vleugels te verbeteren. Zulks geldt in het bijzonder
voor het terrein, waar de plaatselijke reserves zullen moeten
optreden. In het onderhout dienen de noodige paden te worden
opengekapt voor het snel verplaatsen van genoemde afdeelingen.
1015