standers dit wèl zouden kunnen de Duitsche koloniën werden immers onder hen verdeeld, althans onder hun mandaat geplaatst. De wereld noemde de Duitschers barbaren ook in 1918 en hiervoor is de Duitscher nog gevoeliger, juist omdat het zoo moeilijk weerlegbaar is en zijn daden het steeds weer bevestigen, zoowel in het klein als in het groot. De gedachte, ja de angst, als een inférieur volk te worden beschouwd, en de wetenschap of het vermoeden, minder te worden geacht, deden hen een superioriteits-idee des te gretiger aanvaar den. Overigens is dat menschelijk, maar bij de Duitschers dragen deze reacties een speciaal accent. Die reacties begonnen ook hier weer binnenslands en wel tegen de weerlooze Joden de ontvanke lijkheid van het Duitsche volk voor den stelselmatig aange- kweekten biologischen afkeer bewijst reeds hun geestelijke deca dentie. Het volk echter had dit noodig om voor zichzelf den schijn van superioriteit te redden, doch spoedig strekte deze superiori- teitsgedachte zich ook over andere volken uit, aanvankelijk voor namelijk over de Tsjechen en de Polen, later ook over andere. De „minderwaardigheid" van anderen-dan-Duitschers werd o.a. aangetoond door „ras-onzuiverheid", gebrek aan „cultuur" dan wel op biologischen grondslag. Daartegenover werd dan de zui verheid van het „heilige oer-Duitsch Germaansch-Arische bloed" gesteld men vergeve ons den ingewikkelden naam, doch deze trouvaille is niet van ons. Dit bloed dient te worden beschermd tegen „ontheiliging" en „infectie". Zoo trachtten de Duitschers zich onder den druk der minachting uit te werken, niet door serieus zelfonderzoek, want daartoe mist dit volk in doorsnede den moreelen moed, maar door quasi-weten- schappelijk aangetoonde superioriteit (theorieën van Rosen berg e.a.). Het directe gevolg hiervan, nl. het ultra-nationalisme, dreef verder naar een fel anti-internationalisme. Doorloopend werd en wordt het Duitsche volk dan ook ingeprent dat slechts de radi caalste middelen het zullen kunnen beschermen tegen elke actie, die ontbindend zou kunnen werken op Duitschland's nationale eenheid, voorwaarde voor instandhouding van ras en volk. De verkondigde pathetische theorie, dat het geheele Duitsche volk het slachtoffer zou zijn geworden van vreemde machinaties, die ten doel hadden, het te vernietigen of te verdeelen, vonden daardoor des te gereeder ingang. Het is deze laatste gedachte, die de Duitschers, in een gemeen schappelijk lot (of noodlot) vereenigd, zoo sterk doet opgaan in de z.g. Duitsche „volksgemeenschap", een idee die, in Duitschen zin, van den aanvang reeds individualisme uitsluit. Men is één groote Duitsche familie, geklonken aan den heiligen Duitschen bodem, een theorie, welke evenzeer voedsel vond bij de naburige Duitsche minderheden, die zich eveneens slachtoffer 1032

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 47