De gekrenkte gevoelens zochten naar uitwegen en vonden die
in de fabel van den „dolkstoot in den rug". De objecten, waarop
deze gevoelens toen reeds werden gekoeld, waren het „interna
tionale Jodendom" en de vrijmetselarij, welke men daarmede in
één adem noemde, benevens de Jezuïeten-generaal en de Room-
sche Paus en de met het Jodendom nauw verhonden Christelijke
Kerk".
Reeds dadelijk was er een kern gevormd waarop deze pro
paganda gretig inwerkte en dat was een klein leger van eenige
tienduizenden gepensionneerde of „aan den dijk gezette" officieren.
Vlot werd de beschuldiging aanvaard, o.a. aan het adres der Joden,
die met hun internationaal (althans on-Duitsch) „gedoe" het volk
zouden hebben bewerkt in den rug van het leger, dat streed om
Duitschland's bestaan. Wij willen nog aannemen dat inderdaad
internationale machten aan het werk zijn geweest, maar dan waren
dat toch zeker niet uitsluitend Joodsche.
Tegen die „andere" machten kon men nog niet optreden, daartoe
miste men toen de kracht, doch het Hitleriaansche tijdperk luidde
de eerste excessen in tegen het betrekkelijk weerlooze object dat
zoo voor het grijpen lag, het Duitsche Jodendom.
Bovendien gaf Hitler's persoonlijke diepe afkeer aan deze uit
spatting een bijzonder accent. Voorts beschouwt het nationaal-
socialisme den Jood als „Duitsch-vreemd" (men vergeve ons dit
moeilijk vertaalbare Germanisme).
Een „Duitsche" Jood bestaat niet. Dat een Jood een staatsge-
vaar, een nationaal gevaar, vormt omdat hij niet anders dan inter
nationaal zou kunnen denken, is een bewering, die volkomen mank
gaat. Zonder hierop diep te willen ingaan willen wij er wèl op
wijzen dat de Joden zelve scherp onderscheid maken tusschen
nationaliteiten. Nergens spreekt dit o.a. sterker danin
Palestina. Uit eenige gegevens, welke ons rechtstreeks bereikten,
bleek dat die verschillen in nationaliteit aldaar juist voor het tegen
woordige geslacht nóg vele moeilijkheden opleveren. Dit wordt
a.h.w. bevestigd door de nationaliteitsgewijze kampkolonie- of
„Kibutz"-systemen. Men streeft naar eenheid door onder meer te
trachten, het Hebreeuwsch als voertaal populair te maken, voorts
literatuur en kranten in die taal uit te geven, doch eerst voor het
komende geslacht verwacht men daarvan resultaat. Hoewel de
lotsverbondenheid der uit zoo vele landen uitgeweken, in Pales
tina te zamen wonende, Joden bedoelde eenheid wel bevordert, is
zij nog lang niet bereikt.
De gemeenplaats dat de Jood zich „overal thuisvoelt" is beslist
onjuist. De geweldige anti-Joodsche explosies in Duitschland zijn
dan ook aangekweekte excessen en de onmenschelijkheden, in
deze eeuw nog mogelijk in Duitschland, vragen geen nader com
mentaar voor de Duitsche mentaliteit.
De onaesthetische propaganda van een Streicher bijvoorbeeld
is te doorzichtig dan dat nog eenige ruimte voor redelijkheid in
1037