het optreden is te zoeken. Ook hier speelt opportunisme een hoofd rol, het object het slachtoffer is slechts bijzaak. En wij willen tenslotte nog de voor den schrijver kenmerkende typeering aanhalen, die Clausz van het Joodsche ras geeft. „Het is geëxalteerd, vertegenwoordigt dus het type van een vloeiend gehalte, dat zich in hoofdzaak door vluchtige indruk ken laat meesleepen. Het wil imponeeren naar huiten, is theatraal, neemt gauw een pose aan, is zoodoende op toeschou wers ingesteld, het houdt van vertoon en zelfvertoon." Zou hier misschien iets van de tegenstelling DuitscherJood terug zijn te vinden, nl. in dezegemeenschappelijke kwali teiten, waardoor ze elkander afstooten Den Jood vindt men over de geheele wereld verspreid, den Duitscher ook. Waar men den Jood aantreft en speciaal waar hij opvalt, is dit meest in het commercieele. De Duitscher vertoont hetzelfde beeld. Beiden zijn ondernemend. Den behoudenden rassengeest van den tegenwoordigen Duitscher bezit de Jood evenzeer, alleen verwijt de Duitscher dit den Jood. Mogelijk vinden wij in het Duitsche anti-semietisme aanknoopings- punten, juist in de zoo vele punten van overeenkomst die hen beiden, vooral voor den buitenstaander, zoo doen opvallen. Het Duitsche anti-semietisme is echter verder gegaan in zijn leer van afkeer en vooral van ras-superioriteit dan ooit het geval was. De progroms uit de geschiedenis halen niet bij de tegenwoordige technisch vervolmaakte sadistische kwelmethoden. BESCHOUWING. In het nationaal-socialisme moet steeds en steeds weer het Duitsche karakter worden onderkend. Het is een leer, die recht streeks aansluit óp en ook weer een gevolg is van den Duitschen volksgeest en hierin zoeke men vooral ook den tegenzin bij volken met een uitgesproken individueel karakter. De Duitscher begrijpt dit nieteen specifiek Duitsch gebrek overigens. De drang naar persoonlijke vrijheid en zelfstandigheid, die op de Duitsche staatsmachine ontbindend werkt, maakt op den Duitscher den indruk dat er geen „orde" heerscht. Niemand zal in den democratischen vrijheidszin een neiging tot bandeloosheid willen zoeken ons eigen land is daarvan het beste bewijs. De machine-geest, de organisatie, de „ordening" demonstreert zich echter in Duitschland op alle gebied. Wie eens het, voor ons gevoel dwaze, marcheeren van groepen Duitsche arbeiders heeft gezien, alles in den „stamp-pas", onder het uitstooten van op metalen hamerslagen gelijkende korte zang klanken, begint daarvan iets te begrijpen. Voor enkele militante geesten mag zulks eenige bekoring hebben, het blijft een eigenaar dige „Duitsche vertooning". 1038

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 53